De Zonnewijzer {Antwerpen}
Toen Henry Van de Velde in 1939 het Belgisch paviljoen mocht ontwerpen voor de Wereldexpo van New York, liet hij zich assisteren door twee beloftevolle gozers: Victor Bourgeois en Léon Stynen.
De wolkenkrabbers imponeerden Stynen dermate dat hij zich nadien ging toeleggen op torens en hoe ze met zorg in een stad in te passen. De eerste die hij realiseerde, was de Albertbuilding in KesselLo, halverwege de jaren 50. Hoogbouw leende zich uitstekend voor sociale huisvesting, vond hij. Momenteel dreigt de sloop voor dat gebouw.
Een andere invloed die zich na de oorlog verder doorzette, was die van Le Corbusier. De twee zagen elkaar sporadisch. Stynen bezocht in India zijn nieuwe stad Chandigarh en bezorgde hem nadien zijn fotoreeks. Die invloed werd overduidelijk in De Singel, met zijn muurperforaties en zijn ligging rond een waterpartij.
In De Zonnewijzer kwamen de interesse voor hoogbouw en Le Corbusier samen. Het was eens te meer een samenwerking met tabaksfabrikant Vander Elst (zie 2). Voor de oorlog ontwierp Stynen voor hem een reeks winkelinterieurs. Na de oorlog stemde hij bij gebrek aan werk uitzonderlijk in met een villa in regionale stijl. Maar De Zonnewijzer was weer op en top modernisme. In dit geval was Stynen zelf projectontwikkelaar.
‘Verfijnd brutalisme’, noemt het boek Léon Stynen, a life of architecture dit project. Het wordt geroemd als een van de innoverendste appartementsgebouwen van de jaren 50 in België. In het gebouw zijn functies als winkels, appartementen en kantoren gemengd. Het bureau van Stynen, nog maar eens aan uitbreiding toe, nam er zelf zijn intrek.
Voor De Zonnewijzer maakte Stynen een ingenieuze indeling met appartementen en duplexen. Er werden gedetailleerde studies gemaakt om de lichtinval en de schaduw te berekenen. In de inrichting is het kleurenpalet van Le Corbusier gebruikt.