Giselle in de sweatshops
Beïnvloed door de vluchtelingencrisis herinterpreteert Akram Khan het beroemde ballet ‘Giselle’ als een verhaal over racisme en de klassenstrijd. ‘Als je mythes levend wil houden, moet je ze vertalen naar je eigen tijd.’
Akram Khan goes ballet? Het is best een verrassende match. Al bijna twintig jaar maakt de BritsBengaalse choreograaf wereldwijd furore met voorstellingen waarin hij westerse hedendaagse dans combineert met de traditionele Indische Kathakdans die hij als kind leerde. Maar net als zielsverwant Sidi Larbi Cherkaoui, met wie hij in 2005 Zero degrees maakte, blijft Khan niet graag in zijn comfortzone. Op vraag van het English National Ballet bewerkte hij in 2016 Giselle, een van de beroemdste balletten ter wereld.
Zelf had Khan dit hoogtepunt uit de romantiek nog maar één keer gezien en had hij bitter weinig met het verhaal van het boerinnetje Giselle dat bedrogen wordt door haar adellijke geliefde Albrecht. Toch werd hij op twee maanden tijd door vier balletgezelschappen benaderd om een nieuwe Giselle te creëren.
‘Mensen zagen parallellen tussen mijn werk en de sprookjesachtige tweede act waarin Giselle terechtkomt bij de Wili’s, de geesten van ongehuwde vrouwen. Spiritualiteit boeit me erg.’
Brexit
De choreograaf, die in Londen woont en werkt, werd sterk geraakt door de opflakkering van racisme tijdens de vluchtelingencrisis en in aanloop naar de Brexit. Dus trok hij zijn Giselle radicaal de 21ste eeuw binnen. In zijn versie behoort het hoofdpersonage tot de Outcasts, een gemeenschap van migrantenarbeiders die na hun ontslag in een textielfabriek moeten overleven in een kamp. Ver weg achter een muur leven de rijke landheren en fabriekseigenaars, de familie van Albrecht.
De setting in het tweede deel is een vervallen fabriek. ‘Herinner je je nog het beeld van die twee ge liefden die onder het puin werden gevonden toen die kledingfabriek in Bangladesh instortte? Hun geesten zijn de Wili’s in mijn stuk. Bedrijven trekken naar lageloonlanden, buiten er de bevolking uit en laten vervolgens spooksteden achter. Als je mythes levend wil houden, moet je ze vertalen naar je eigen tijd.’
En dus onderging ook Giselle – de afscheidsrol van principal Aki Saito bij Ballet Vlaanderen – een transformatie van een naïef kindvrouwtje naar een verzetsleidster. ‘Geleidelijk werd duidelijk waarom ik me niet kon identificeren met het oorspronkelijke stuk. De meeste mythes zijn geschreven door mannen en ze portretteren vrouwen als onderdanig en bedeesd. Dat is niet het vrouwbeeld waarmee ik ben opgegroeid. Mijn moeder is een overtuigd feministe. Mijn echtgenote is Japans en mijn dochter van vijf… tja, daar ben ik bang van (lacht). Giselle is een echte vrouw die veel heeft meegemaakt. In mijn versie is ze ook zwanger, wat haar dood des te tragischer maakt.’
Je hoort het een hedendaags choreograaf niet zo vaak zeggen, maar Khan wilde met deze bewerking vooral de harten winnen van het klassieke publiek. ‘Het zou puur tijdverlies zijn om een stuk te maken dat de Akram Khan Company beter had kunnen uitvoeren. Ik wilde met het klassieke vocabularium werken, tot het affichebeeld toe. Als je een danseres laat zien zonder gepunte voeten, dan wéét je dat het klassieke publiek niet komt. Zij hebben een grote opvoeringsgeschiedenis en weten hoe het moet. Maar daarmee kun je spelen. Tachtig procent van de muziek is origineel, maar we hebben de melodieën in een andere volgorde geplaatst. We vertellen de dood van Giselle ook twee keer vanuit een ander perspectief.’
Snobistische kunst
De samenwerking met het English National Ballet liet Khan ook stilstaan bij zijn eigen carrière. Na de tour van zijn solo Xenos, die voor de zomer in première ging, stopt hij met dansen. Hij zal dan 46 zijn. ‘Mijn lichaam is mijn ego. Normaal schrijf ik het dansmateriaal op mijn eigen lichaam, maar omdat ik geen balletachtergrond heb, was dat voor het eerst tijdens deze creatie niet het geval. Ik wil nog steeds cameo’s doen, maar in mijn eentje een hele show dragen is te vermoeiend geworden. Door het vele toeren heb ik bovendien het gevoel dat ik tekortschiet als vader, dat wil ik niet meer.’
Misschien wordt dit het uitgelezen moment om samen met Larbi een vervolg te breien aan het succes van Zero degrees? ‘Die voorstelling was een kantelpunt in ons leven, maar ook in de danswereld. Larbi en ik hebben ons nooit deel gevoeld van de snobistische Europese kunstscene. Onze helden waren Michael Jackson, Bruce Lee, Muhammad Ali en Fred Astaire.’
‘Precies omdat het onderscheid tussen hoge en lage kunst voor ons irrelevant was, bereikten we een nieuw publiek. Taxichauffeurs kennen me omdat ik in 2012 de ceremonie van de Olympische Spelen heb gechoreografeerd, hetzelfde geldt voor Larbi’s samenwerking met Beyoncé. Het is één zaak om indruk te maken op intellectuelen, een andere om de hele wereld aan te spreken.’
‘Larbi en ik hebben ons nooit deel gevoeld van de snobistische Europese kunstscene. Onze helden waren Michael Jackson en Muhammad Ali’