Een betonstop via de gerechtelijke
Dat een betwiste stedenbouwkundige regel werd vernietigd, stemt hoopvol. De tijd dat de ruimtelijke ordening in achterkamertjes wordt geregeld, is voorbij.
Vorige week vernietigde het Grondwettelijk Hof in een summier arrest een betwiste stedenbouwkundige regel voor ontginningsgebieden (DS 23 oktober). Op het eerste gezicht een vervelende uitschuiver, een fait divers. Maar de inhoudelijke draagwijdte van de uitspraak overstijgt de sector van de ontginningsbedrijven. Tussen de regels door valt te lezen dat wettelijke loopholes niet langer van deze tijd zijn. Gedegen inspraak en op maat gemaakte planning moeten default zijn bij de realisatie van de aangekondigde betonstop.
Even teruggaan in de tijd, naar de jaren 90. Het nummer ‘The wind of change’ van de Duitse rockgroep The Scorpions prijkte fier boven aan de hitlijsten. Alles leek mogelijk. De koudeoorlogsretoriek was passé. Vlaanderen herleefde na de economische dip van de jaren 80. Het Grondwettelijk Hof heette toen nog gewoon ‘Arbitragehof’ en de betonmolens draaiden.
Ruimtelijke bijbel
Hoewel het woord betonstop nog niet bestond, werd binnen de politiek voor het eerst openlijk gesproken over een strategische visie op onze ruimtelijke ordening. Decennialang ruimtelijk wanbeleid had het Vlaamse landschap verminkt. Dit plat pays – ‘avec des cathédrales pour uniques montagnes’, aldus Jacques Brel – was tot een vreemdsoortige collage van woonlinten, kmozones en snippertjes groen geworden. De lyriek in dit alles was ver te zoeken, of je moest al een grote aanleg hebben tot absurdisme. Het moest anders.
Het denkwerk resulteerde in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), sinds 1997 dé onbetwiste bijbel van ons ruimtelijk beleid. Voor het eerst bestond een overkoepelen de visie op ruimtegebruik binnen Vlaanderen. De inhoud klinkt verrassend actueel. Het RSV stelde een actief stedenbeleid voorop, zodat dit aangename plekken zijn om te wonen. Wat nog restte aan groen en open ruimte moest worden bewaard. En er werd zowaar een ecologisch netwerk in de steigers gezet, met tienduizenden hectaren éxtra natuur en bos.
Het Decreet Ruimtelijke Ordening (DRO) uit 1999 stelde het principe van de duurzame ruimtelijke or dening voorop. Gemeenten moesten voor het eerst werk maken van ruimtelijke structuurplannen. De ruimtelijke uitvoeringsplannen zouden de bestemmingen op perceelsniveau vastleggen en zo komaf maken met het archaïsche gewestplan, dat al te vaak de resultante was geweest van politiek gemarchandeer, willekeur en dienstbetoon. De filosofie van het RSV sijpelde door naar het terrein. Eindelijk.
De Vlaamse volksaard verzette zich tegen deze al te dirigistische aanpak. Voor zonevreemde woningen en bedrijven kwamen allerhande terechte en minder terechte uitzonderingen, in decretaal jargon ‘basisrechten’ genoemd. De ruimtelijke wanorde werd zo bestendigd, de open ruimte verder versmacht.
Schuldbekentenis
Ondanks de goede intenties bleven de mooie principes vaak dode letter. De inname van open ruimte versnelde nog, wat de Vlaamse regering dwong tot een schuldbekentenis HENDRIK SCHOUKENS
Wie? Onderzoeker Europees milieu en natuurbeschermingsrecht (UGent).
Wat? Ook in de ruimtelijke ordening komt de burger eindelijk centraal te staan. ‘De betonstop schopte het van onwennig neologisme tot centraal beleidsbegrip.’