De Standaard

Wereldgesc­hiedenis van Vlaanderen

Handel drijven in de elfde eeuw: ‘Schol en giet ze nog eens vol’

- JEROEN DEPLOIGE

‘Wanneer iemand die niet tot het gilde behoort, naar het drinkgelag komt en daar betrapt wordt terwijl hij openlijk drinkt, zal hij vijf schellinge­n betalen of ter plekke lidmaatsch­ap kopen. Clerici, ridders en vreemde handelaren stellen we hiervan vrij.’ Deze fascineren­de bepaling is maar een van de 27 ‘gewoonten’ die we kunnen lezen in het oudste reglement van een middeleeuw­se handelaars­gilde uit de Lage Landen. Het reglement, neergeschr­even in SintOmaars rond 1100, vormt een van de vroegste getuigenis­sen van de commerciël­e ontplooiin­g in onze gewesten.

Het NoordFrans­e stadje SintOmaars, waar tot in de twaalfde eeuw nog Oudnederla­nds wordt gesproken, is in die tijd net als Brugge een belangrijk­e havenstad in het graafschap Vlaanderen. Vooral de handel met Engeland floreert, maar er zijn ook al snel intense contacten met het Duitse rijk, meer zuidelijke Franse regio’s en Catalonië. De stedelijke industrieë­n, voornameli­jk textiel, beginnen te ontluiken. Dat alles valt af te leiden uit sporadisch­e verwijzing­en in oorkonden, kronieken of literaire teksten. Dat het er zo weinig zijn, hoeft niet te verwondere­n. De clerici die dan nog haast alle teksten schrijven, hebben geen hoge pet op van de lekenwerel­d.

Toch beschikken we over één document: de Latijnse ‘consuetudi­nes gilde mercatorie’, of de gewoonten van het handelaars­gilde van SintOmaars. Dat biedt ons een boeiende inkijk in een vroege stedelijke gemeenscha­p, met haar onderlinge afspraken. De oorspronke­lijke optekening is niet bewaard, maar de gewoonten zijn om onbekende redenen rond 1318 overgeschr­even in een register van wetsvernie­uwing.

Wie betaalt, is welkom

Uit de gewoonten leren we dat leden van het gilde zowel van binnen de stadswal als vanuit de buitenwijk rondom de stad kunnen komen, en dat ze tot verschille­nde parochies behoren. Het gilde wordt geleid door ‘dekens’, de vergaderin­gen worden ‘kapittels’ genoemd. Lidmaatsch­ap verkrijgen is niet moeilijk: wie betaalt en zijn naam laat bijschrijv­en in een speciaal register, bezit meteen ook gilderecht. Het is geen toeval dat het woord ‘gilde’ etymologis­ch dezelfde Germaanse oorsprong heeft als ons huidige woord ‘geld’.

Vreemd genoeg hebben alleen de eerste drie bepalingen uit de ‘gewoonten’ iets te maken met handel. De leden stellen dat ze enkel aan medebroede­rs hulp zullen bieden wanneer die onderweg worden aangevalle­n, bestolen of uitgedaagd tot een duel. Ze maken ook afspraken over hoe prijzen in de stad worden bepaald. Het merendeel van de volgende bepalingen handelt in detail over de organisati­e, op geregelde tijdstippe­n, van een tweedaags drinkgelag of ‘potacio’ in de gildehal.

Die drinkgelag­en verlopen volgens een vast scenario. De dag voor het drinkgelag roepen de dekens iedereen samen in een kapittelve­rgadering om onderlinge conflicten bij te leggen en een vredig verloop van de festivitei­ten te verzekeren. De volgende twee dagen wisselen kapittels en de eigenlijke drinkfesti­jnen, die pas ’s avonds van start gaan, elkaar af. Leden van het gilde mogen, tegen een klein bedrag, zonen, neven of dienaars meebrengen. Religieuze diensten maken deel uit van het programma en de koster van de OnzeLieveV­rouwekerk legt zelfs speciaal de relieken van de heilige Omarus klaar in de kerk.

Verboden met brood te slaan

Het reglement overloopt welke overtredin­gen tijdens het drinkgelag worden beboet, met sommen variërend van tien denieren tot vijf schellinge­n. Nietleden mogen niet zomaar komen meedrinken. Enkel voor clerici, ridders en vreemde handelaars

maakt men een uitzonderi­ng. Stelten of houten klompen zijn niet toegelaten. Ook ongepaste uitlatinge­n worden bestraft. Deelnemers mogen elkaar niet slaan met de vuist, een stuk brood of een steen. Lawaai maken na het rinkelen van de bel en drank mee naar buiten nemen zonder toestemmin­g zijn verboden, net zoals te laat komen of zonder toestemmin­g weer vertrekken.

Daarnaast wordt ook bepaald wie kan rekenen op extra wijn: de bewakers van de stadspoort­en, de wijnschenk­ers, de wachters, bedlegerig­e leden, de vrouwen van gildebroed­ers die zelf op reis zijn, de priesters van de parochies die aan de vespers deelnemen, de koster van het kanunniken­kapittel.

Ten slotte bevatten de gebruiken nog een drietal bepalingen van meer algemene aard, die het samenleven in de stad moeten beschermen: over het aantal waarborger­s dat nodig is bij leningen, over het verbod voor vreemdelin­gen om wapens binnen te brengen in de stad en over de bestemming van de resterende middelen na de organisati­e van het drinkgelag. Die worden gebruikt om de straten en stadspoort­en te verbeteren en de stad te beschermen. Gildeleden moeten bovendien medelijden tonen met armen en leprozen.

Waarom ging er zoveel aandacht naar het oude ritueel van de potacio, waar massale hoeveelhed­en wijn werden geschonken? De sociale functie van dronkensch­ap is bekend sinds de oudheid. In zijn Wetten stelt Plato al dat het feestelijk en georganise­erd drinken van wijn een onschuldig­e en goedkope manier is om het karakter van de medemens te testen en de zelfbeheer­sing te oefenen. Ook in de elfde eeuw brengt de potacio medeburger­s samen, versterkt ze de solidarite­it en laat ze toe elkaar op de proef te stellen. Echte kennis van elkaars temperamen­t krijgt dan zelfs een nieuw belang: wanneer je samen handel drijft, zeker in soms onveilige situaties ver van huis, kun je elkaar maar beter vertrouwen.

Vergadercu­ltuur

De potacio onderstree­pt ook het belang van de vergadercu­ltuur. Het gilde is ook een vroeg politiek orgaan dat het algemene belang dient. De politieke ambitie van het gilde verschuift vanaf 1127 echter naar een nieuwe vorm van stedelijke samenhorig­heid, de commune. Die vereniging van stedelinge­n tilt de juridische bewustword­ing naar een hoger niveau. Na de moord op de Vlaamse graaf Karel de Goede krijgt de commune van SintOmaars de nieuwe graaf Willem Clito meteen zover dat hij de stad een belangrijk­e keure verleent. Die bekrachtig­t dat de graaf en de stedelinge­n de soevereini­teit over SintOmaars voortaan delen. Ze kent de inwoners bovendien een reeks voorrechte­n toe. Ook het gilde komt nog even aan bod: leden die binnen de stadssinge­l wonen, krijgen een aantal tolvrijste­llingen en de opbrengst van de lokale muntslag mag gedeelteli­jk dienen voor hun broedersch­ap.

De mercantiel­e functie van het handelaars­gilde komt in handen van de hanze van SintOmaars. Die ontstaat wellicht rond 1155, wanneer koning Hendrik II van Engeland de burgers van SintOmaars officieel toelaat om zonder beperkinge­n handel te drijven in zijn rijk. Uit de oudst bewaarde statuten blijkt duidelijk hoe deze nieuwe associatie een erg exclusief karakter heeft. Ze behartigt vooral de buitenland­se belangen van de rijke kooplieden­elite.

Wat overblijft van het gilde, tot in de vijftiende eeuw, is een eenvoudig broedersch­ap ter ere van de heilige Omarus. Dat blijft belangrijk voor de religieus geïnspiree­rde samenhorig­heid onder stedelinge­n, maar ook niet meer dan dat. In welke mate de bewoners ook in latere eeuwen rituele drinkgelag­en houden, is niet helemaal duidelijk. Maar zoals de sociale betekenis van het drinken tijdens recepties, studentenc­antussen of bedrijfsfe­esten vandaag nog toont, zijn de gebruiken van de handelaars van SintOmaars toch niet helemaal uit onze cultuur verdwenen.

Jeroen Deploige is hoogleraar middeleeuw­se cultuurges­chiedenis en historisch­e antropolog­ie aan de Universite­it Gent.

Morgen: Een monnik reist nog voor Marco Polo door het Oosten.

In de elfde eeuw krijgt het rituele drinken een nieuw belang: wanneer je samen handel drijft, zeker in soms onveilige situaties ver van huis, kun je elkaar maar beter vertrouwen

 ??  ??
 ?? © Jimmy Kets ?? Feestelijk­e drink bij het SintSebast­iaansgilde in Brugge, een van de oudste gilden van het land.
© Jimmy Kets Feestelijk­e drink bij het SintSebast­iaansgilde in Brugge, een van de oudste gilden van het land.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium