De Standaard

1254 Een onmogelijk­e missie in het Oosten

- MICHAEL LIMBERGER

Marco Polo werd beroemd als de eerste Europese verslaggev­er over China, maar hij was niet de enige die naar het Oosten reisde. Twintig jaar eerder al trok Willem van Rubroek als missionari­s naar Mongolië, en ook hij bracht verslag uit van ‘een andere wereld’.

Toen de Venetiaans­e koopman Marco Polo in 1271 langs de Zijderoute reisde, kon hij zich relatief veilig verplaatse­n, omdat er een venster op het Oosten was opengegaan. In de loop van de dertiende eeuw was het Mongoolse wereldrijk opgericht en de Mongolen, die weliswaar bekendston­den als wrede veroveraar­s, moedigden tegelijk de langeafsta­ndshandel binnen hun rijk aan. Dit was de zogenaamde ‘pax Mongolica’, waarin de handel tussen Azië en Europa kon opbloeien. Marco Polo reisde zelf onder beschermin­g van Kublai Khan, de Mongoolse Khan en kleinzoon van Dzjengis Khan. Door zijn geprivileg­ieerde behandelin­g had hij toegang tot veel informatie en kon hij delen van het rijk bezoeken waar nog nooit een Europeaan geweest was.

Maar Marco Polo was niet de enige Europese reiziger. Twintig jaar eerder al was een franciscan­er monnik uit Rubroek, in het huidige FransVlaan­deren, als missionari­s en informeel ambassadeu­r naar Mongolië gereisd, waar ook hij een bevoorrech­t getuige werd van een opmerkelij­ke episode in de wereldgesc­hiedenis. In de dertiende eeuw zag Europa zich geconfront­eerd met twee grote bedreiging­en: de expansie van de islam, die ondanks de kruistocht­en niet tegengehou­den kon worden, en de aanvallen van de Mongolen. De Mongolen waren van 1236 tot 1242 onder leiding van de kleinzoon van Dzjengis Khan, Batu, Oost en CentraalEu­ropa binnengeva­llen en hadden de troepen van de Europese vorsten vernietige­nde nederlagen toegebrach­t.

Een tocht van elf maanden

In 1245 riep paus Innocentiu­s IV in Lyon een concilie bijeen om de strategie in het Oosten te bespreken. Hij stuurde ook gezanten naar verschille­nde Mongoolse leiders om hen aan te manen hun veldtocht naar Europa te staken en zich te bekeren tot het christendo­m. Het antwoord van Batu was veelbelove­nd. Er waren volgens zijn brief al Mongolen die christen waren en zelfs Batu’s zoon zou gedoopt zijn.

Gesterkt door die perspectie­ven en door de hardnekkig­e geruchten over een machtige christelij­ke koning in het Oosten, bekend als Pape Jan, ontstond het plan om een bondgenoot­schap te sluiten met de Mongolen tegen de islamitisc­he Saracenen. Maar toen daarop gezantscha­ppen werden uitgestuur­d naar Mongolië, was het antwoord teleurstel­lend. De Mongoolse leiders wilden immers niet van een bondgenoot­schap weten.

Willem van Rubroek, die de berichten van eerdere gezanten had gehoord, bood zich aan om als missionari­s door Azië te trekken en er het christendo­m te prediken. Hij bevond zich op dat moment in een franciscan­enklooster in Akko, waar hij mogelijk in het kader van de Zevende Kruistocht in 1248 was terechtgek­omen. Hij werd vermoedeli­jk rond 1215 geboren in Rubroek, een klein dorp bij Kassel, en trad in een klooster in van de nog recent opgerichte minderbroe­ders.

Bij zijn vertrek kreeg hij een aanbevelin­gsbrief van Lodewijk IX mee, die zich naar aanleiding van de kruistocht in het Heilige Land bevond, maar die brief zou enige verwarring veroorzake­n. Dat Lodewijk de Mongolen aanmoedigd­e om ‘vijanden te worden van de vijanden van het kruis’ werd geïnterpre­teerd als een nieuwe oproep tot een militair bondgenoot­schap en Willem werd daardoor als gezant van de koning beschouwd. Na de eerste contacten met Mongoolse aanvoerder­s, niet zo ver van de Zwarte Zee, werd hij telkens doorverwez­en naar de hogere in de hiërarchie, aangezien het om een vraag van groot politiek belang ging.

Na een maandenlan­ge tocht door Cen

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium