Haatklimaat is niet (volledig) de schuld van Trump
De polarisering in de Verenigde Staten neemt al jaren toe, merkt PETER VAN AELST. De bombrieven aan Hillary Clinton, Barack Obama en CNN zijn een nieuw dieptepunt.
De voorbije dagen gingen alle alarmbellen af bij de veiligheidsdiensten in de Verenigde Staten. Mensen die kritisch zijn ten aanzien van politiek rechts en Trump kregen bombrieven toegestuurd (DS 25 oktober). Niemand raakte gewond en voorlopig is er geen spoor van de dader. De gebeurtenis zal dus allicht niet lang blijven nazinderen. Toch verdient het incident enige reflectie. Het is het zoveelste tragische hoogtepunt – of beter dieptepunt – van de polarisering in de VS.
President Donald Trump veroordeelde de daden meteen en riep op tot eenheid en meer hoffelijkheid in het publieke debat. Hij kroop even in de rol van staatsman die boven het gewoel staat. Erg geloofwaardig is dat niet. Met name omdat van enige zelfreflectie geen sprake was. Trump verlegde de afgelopen jaren persoonlijk de grenzen van het fatsoen, maakte er een gewoonte van om tegenstanders te beledigen en zette zich de afgelopen weken ten volle in voor de campagne rond de parlementsverkiezingen (midterms).
Lees even mee hoe zijn laatste email naar zijn aanhang klinkt: ‘Alles waar we voor staan als land staat bij deze verkiezingen op het spel. De Democraten zullen een gewelddadig “benderegime” tot stand brengen (violent mob rule), een heksenjacht organiseren op iedereen die hen niet aanstaat, open grenzen instellen, “jobdodende” regelgeving invoeren, de grondwet aanvallen, belastingen verhogen, criminaliteit verhogen, en zichzelf meer macht geven’. Politiek in de VS is nooit voor watjes geweest, maar wie dit leest zou voor minder denken dat een burgeroorlog nabij is en het stilaan tijd is om zich te bewapenen. Toch is het niet correct om Trump volledig de schuld te geven voor de uit de hand gelopen situatie.
Rellen in Charlottesville
De politieke polarisering is vooral in de VS sterk toegenomen en manifesteert zich de laatste jaren ook steeds duidelijker op het niveau van gewone burgers. Het gerenommeerde Pew Research toont op basis van bevragingen aan dat kiezers zich steeds meer uitgesproken links of rechts opstellen. Midden jaren 90 stond de gemiddelde Republikeinse kiezer op ideologisch vlak niet ver af van de gemiddelde Democratische kiezer. Kandidaten probeerden de ‘middelste’ kiezer te overtuigen en zo mensen uit beide kampen aan zich te binden. In de jaren 2000 gingen steeds meer kiezers zich meer links (liberal) of meer rechts (conservative) van het midden opstellen. In 2014, voor er sprake was van politicus Trump, slonk het aantal kiezers in het centrum al sterk. Sindsdien is het midden van het politieke spectrum verder verdampt.
Die verschuiving leidde ertoe dat over het hele land de Democraten meer uitgesproken linkse kandidaten naar voren hebben geschoven voor de midterms, en de Republikeinen meer rechtse kandidaten. Op zich is dat niet erg, zo valt er nu echt iets te kiezen. Maar door het meerderheidssysteem is er na de verkiezingen één winnaar en één verliezer, en is van een compromis of verzoening tussen beiden geen sprake.
Maar de polarisering uit zich ook op het niveau van gewone kiezers. Mensen met verschillende politieke opvattingen gaan elkaar steeds meer mijden en zich terugtrekken in veilige havens van gelijkgezinden. De aversie ten aanzien van het andere kamp neemt zichtbaar toe, niet alleen online en in het nieuws, maar ook in het dagelijkse leven. Er waren de beruchte rellen in Charlottesville in augustus van vorig jaar, waarbij een extreemrechtse man inreed op tegenbetogers. President Trump veroordeelde de aanval scherp, maar was terughoudend om de nationalistische en racistische betogers met de vinger te wijzen.
De fysieke afkeer van de tegenstander uit zich ook in het linkse kamp. De laatste maanden werden verschillende medewerkers van het Witte Huis in restaurants lastig gevallen of zelfs de deur gewezen. Niets schokkends, maar wel behoorlijk ongepast. Heel wat tragischer was het incident in juni 2017, waarbij Republikeins congreslid Steve Scalise zwaargewond raakte bij een aanval van een linkse activist. Dat soort voorvallen leidt steeds tot korte momenten van reflectie en een oproep tot eenheid, maar enkele dagen later wordt het vuur van de partijstrijd weer opgepookt.
Beklad met rode verf
Onvermijdelijk volgt de vraag: hoe ver zijn we in België van dit soort toestanden verwijderd? Heel ver, is mijn standaardantwoord. Ons politieke systeem stimuleert overleg en compromisvorming, onze campagnes zijn minder negatief, en we hebben geen Trump. Toch ben ik behoorlijk geschrokken van enkele incidenten tijdens de laatste verkiezingscampagne.
De campagnebus van NVApoliticus Lorin Parys werd in brand gestoken en het NVAhoofdkwartier werd beklad met rode verf en de slogan ‘Mawda, killed by NVA politics’. Bei de vandalistische acties konden rekenen op algemene afkeur over de partijgrenzen heen. Dat deze acties NVApolitici ergeren en hun woede opwekken, is normaal. Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (NVA) veroordeelde de actie op Twitter, maar vond het ook nodig om eraan toe te voegen: ‘Links mag alles’.
Dat laatste speelt in op het gevoel dat leeft bij een deel van de achterban. Dat journalisten, politici en intellectuelen streng zijn voor acties van (extreem)rechts, en milder voor (extreem)links. De uitspraak suggereert dat er maar twee groepen zijn in onze samenleving, links en rechts. Gelukkig is dat niet zo. Laten we de diversiteit aan meningen koesteren en weg blijven van de polarisering die de democratie in de VS ondergraaft.
Mensen met verschillende politieke opvattingen gaan elkaar mijden en zich terugtrekken in veilige havens van gelijkgezinden