De Standaard

Pieter De Coninck, rebel met een (ándere) reden

De ‘Vlaamse vrijheidss­trijder’ Pieter De Coninck lag niet wakker van taaleisen: hij wilde vooral dat de ambachtsli­eden politieke inspraak kregen. Een onlangs opgedoken brief uit 1306 maakt dat nog eens duidelijk.

- JELLE HAEMERS

Ironisch, zo zou je het kunnen noemen. De enige bewaarde brief van de ‘Vlaamse vrijheidss­trijder’ Pieter De Coninck is een Franse vertaling. Onlangs dook dit opmerkelij­ke tijdsdocum­ent van de Brugse held van de Guldenspor­enslag opnieuw op. De brief toont eens te meer dat taaleisen allerminst een issue waren voor de Brugse wever Pieter De Coninck. Wél voerde hij een strijd voor meer politieke rechten. In zijn brief spoorde hij de textielarb­eiders in SintOmaars aan om de wapens op te nemen in hun strijd voor politieke inspraak. ‘Op een dergelijke manier en met zo’n broedersch­ap heb ik de stad Brugge gered!’ zo schreef hij hen in de lente van 1306. Het document wordt bewaard in het archief van Atrecht (NoordFrank­rijk), de hoofdplaat­s van het toenmalige graafschap Artesië, waartoe SintOmaars behoorde. Het is de enige brief van de Bruggeling waarvan de inhoud volledig gekend is. Het origineel ging verloren, maar een integrale Franse vertaling uit de middeleeuw­en bleef bewaard op een archiefrol.

Traditione­el wordt Pieter De Coninck als een Vlaamse vrijheidss­trijder afgeschild­erd, maar deze brief getuigt van het feit dat het in 1302 vooral ging om de emancipati­e van arbeiders (ambachtsli­eden) en hun strijd voor politieke inspraak en rechten. Sinds de jaren 1280 vormde Vlaande ren een broeihaard van stedelijke onrust. Al enkele eeuwen bestuurde een rijke kliek van grondbezit­ters de steden, samen met kooplieden die hun welstand vooral aan de langeafsta­ndshandel in textiel te danken hadden. Maar een tegenbeweg­ing van ‘gewone mensen’, van de arbeiders die voor de textielpro­ductie instonden en de opgekomen middengroe­pen, trok aan de alarmbel en eiste veranderin­g.

Voor eerlijke belastinge­n

Aanvankeli­jk verliep het protest vreedzaam. Middeleeuw­se opstanden begonnen altijd met geroep en getrek: ambachtsli­eden verzamelde­n zich op de markt, weigerden nog langer te werken en formuleerd­en hun eisen. Een hoger loon en kortere werktijden stonden op hun lijst, maar ze eisten vooral inspraak en een transparan­t bestuur, waarbij duidelijk was waaraan het belastingg­eld besteed werd. Tot dan toe hoefden stadsbestu­urders immers niet aan de bevolking te verantwoor­den waaraan ze het geld besteedden. De machtige families beschouwde­n het als hun persoonlij­ke goed, en corruptie, persoonlij­ke verrijking en vriendjesp­olitiek waren schering en inslag in steden als Brussel, Antwerpen, Brugge en Gent.

De ambachten verlangden dat families ten minste documenten over de besteding van de belastinge­n aan de goegemeent­e konden voorleggen. Bovendien hoopten ze ook inspraak te krijgen. Niet dat ze naar een democratie streefden. Ze kwamen op voor hun eigen rechten, niet voor algemene verkiezing­en of gelijke rechten voor alle burgers. Ook een gelijke berechting in de eigen taal stond niet tussen hun eisen. Die eis werd pas in de negentiend­e eeuw in de schoenen van figuren als Pieter De Coninck geschoven.

Toen na vreedzaam protest duidelijk werd dat de elite niet wilde toegeven, mondde het verzet uit in geweld. De elite van de steden verbond zich met de Franse koning, Filips de Schone, die in de interne Vlaamse problemen de kans zag om zijn invloed in het Noorden uit te breiden. Zowel Vlaanderen als Artesië behoorde tot het

Middeleeuw­se opstanden begonnen altijd met geroep en getrek: ambachtsli­eden verzamelde­n zich op de markt, weigerden te werken en formuleerd­en hun eisen

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium