Afschaffing zomer/ winteruur pas in 2021
Juncker had voorgesteld in 2019 komaf te maken met de halfjaarlijkse uurwijziging. De lidstaten vinden die timing onhaalbaar en denken eerder aan 2021.
Na een bevraging afgelopen zomer in de 28 EUlidstaten stelde de Europese Commissie eind augustus voor de wisseling van zomer en wintertijd voor de hele EU af te schaffen. ‘De mensen willen het, wij doen het’, was de boutade van voorzitter JeanClaude Juncker.
De lidstaten kregen de vrijheid om individueel voor zomer of winteruur te kiezen, maar ze zouden dat wel voor eind april moeten uitmaken. Landen die voor eeuwige wintertijd kozen, zouden dan in oktober 2019 een laatste keer de klok verzetten.
Maar die vlieger gaat niet op. Alleen Finland en Litouwen steunen de piste van de Commissie nog. De andere EUlidstaten, waaronder België, dringen aan op uitstel. Oostenrijk, de tijdelijke voorzitter van de EU, stelt voor om de tijd te nemen tot maart 2021. België steunt die timing.
‘We zullen een compromis moeten vinden, want de meeste lidstaten hebben reserves over de verandering van het systeem in 2019’, zei de Oostenrijkse minister Norbert Hofer, die de vergadering voorzat.
Geen lapwerk aan tijdzones
Het blijkt technisch meer voeten in de aarde te hebben dan gedacht. Zo liet de luchtvaartindustrie volgens Hofer weten dat er 18 maanden nodig zijn om een feilloze overgang voor te bereiden. Denemarken wil eerst een nationale overlegronde organiseren over de kwestie.
Luxemburg is dan weer bang dat zijn buurlanden een verschillende keuze zouden maken, wat ‘catastrofaal’ zou zijn voor de economie. Die bekommernis leeft ook sterk bij de Belgische premier Charles Michel (MR) en Vlaams ministerpresident Geert Bourgeois (NVA). Ook Hofer benadrukte dat ‘we een lapwerk aan verschillende tijdzones in de EU moeten vermijden’. De Oostenrijkse Transport minister van