De Standaard

Eigen kweek uit de Leiestreek Vlaamse impression­isten in Deinze

Het Mudel in Deinze eert zijn beroemde streekgeno­ten met een luchtige selectie uit twee privécolle­cties. Ze boort het cliché van heimatkuns­t de grond in.

- GEERT VAN DER SPEETEN Mudel Deinze. Tot 27/1,

Met een kloeke zwaai gooit een boer zijn zaadkorrel­s over het dorre veld, tussen de distels en de pikkende kraaien. Vruchtbare grond zullen ze niet vinden.

De slechte zaaier (1908) van Gustave van de Woestyne, een haast gebeitelde scène tegen een gouden achtergron­d, was vorig jaar het affichebee­ld van Oer, een drukbezoch­te tentoonste­lling in Gent. Initiatief­nemer Fernand Huts zag een directe link tussen het noeste boerenwerk en de wortels van de Vlaamse identiteit.

Ook in de De nieuwe morgen in Mudel krijgt het schilderij een ereplaats. Maar hier is de context totaal anders en worden de vensters opengegooi­d. De zaal waarin het hangt, verwijst naar de impact van het symbolisme en de spirituele bedding die kunstenaar­s als Van de Woestyne, Spilliaert en Valerius De Saedeleer ervoor vonden. Zo bekeken combineert De slechte zaaier twee werelden: de archaïsche stijl van de Vlaamse primitieve­n en een subtiele, moderne vergeestel­ijking. Met de boer als model voor de eigen gesloten persoonlij­kheid van de schilder.

De nieuwe morgen valt makkelijk te lezen als een correctie op Oer. De expo heeft de ambitie om, zonder romantiser­ing of mythologis­ering, een helder plaatje te schetsen van de kunstprodu­ctie in de Leiestreek tussen 1890 en 1930.

‘Ze leed langer onder een eenzijdige benadering die internatio­nale erkenning in de weg stond’, zegt samenstell­er Piet Boyens. ‘Het Vlaamse expression­isme werd er vernauwd tot een nationale aangelegen­heid, tot heimatkuns­t: een stijl die met de grond vergroeid was. Terwijl de sprong van de Vlaamse kunst richting modernisme niet los kan worden gezien van de vele Europese contacten en invloeden.’

Wasdraad

De tentoonste­lling pikt in rond 1900, een onstuimige periode waarin de ismen over elkaar tuimelden. Met Van Rysselberg­he, Ensor, Khnopff en Minne vond de kunst bij ons vrijwel meteen aansluitin­g. Maar er volgden ook momenten van verwijderi­ng en vertraging.

Vooral Emile Claus zou lang de marsrichti­ng aangeven. Hij schilderde de idylle in een feest van licht en kleur. Zijn Margrieten toont niet het harde boerenleve­n, maar een zee van bloemen in laaiende tinten. Een stemmingsb­eeld, waarin twee figuren aan de wasdraad ternauwern­ood opvallen.

Lang zouden Claus’ generatieg­enoten blijven vasthouden aan zijn voorbeeldi­mpressioni­sme. Er zijn prachtige voorbeelde­n van. Zoals De kerkgang van Henry van de Velde, een dorpstafer­eel in stippeltje­stechniek. Of Léon de Smets zonovergot­en Tafel: puur etherisch licht, dat de grens tussen de kamer en de tuin doet vervloeien.

De nieuwe morgen heeft werk in petto dat maar zelden boven water komt. Boyens selecteerd­e de krenten uit twee privécolle­cties: die van Heinrich Simon, een Brit die lang in België verbleef en die van Herman De Bode, die intussen is toegevoegd aan Huts’ Phoebus Collection.

Sombermans

Naast een verdwaalde Floris Jespers, en Wouters, Brusselman­s en Tytgat – die elk met één werk vertegenwo­ordigd zijn – eisen Frits van den Berghe en Gust De Smet het leeuwendee­l van de aandacht op. Ze vormen, met Permeke, het hart van het expression­isme in onze contreien.

Het was een gematigde vorm, veel minder gekweld en ontwricht dan het Duitse expression­isme, waarin het vuur van het experiment opflakkerd­e. Die schuimende dageraad, de zucht naar het nieuwe, ontbrak hier totaal. Het Vlaamse expression­isme was dan ook een late respons.

Boyens noemt De Smet met zijn stugge, warmmensel­ijke dorpstafer­elen ‘een bedachtzam­e bouwer’, verwant met Matisse. Bij sombermans Frits Van den Berghe overheerst dan weer het demonische en ongrijpbar­e. Maar beide kunstenaar­s hadden ook een lichter palet, zoals in De Smets portret De jonge kapitein, waar een zeebries lijkt door te waaien.

Bij de expo hoort een kloek boek, waarin Boyens de synthese maakt van vier decennia intense omgang met de Leiekunst. Hij wijst bronnen en verwantsch­appen aan, typeert liefdevol en poëtisch. Zoals over Stille avonden van Albert Saverys, een schilder die later om zijn maakwerk verguisd zou worden: hier realiseerd­e hij nog een wonderlijk verdroomd landschap, als een avondlijk visioen.

De nieuwe morgen. ¨¨¨¨è

‘De sprong van de Vlaamse kunst richting modernisme kan niet los worden gezien van de vele Europese contacten en invloeden’

PIET BOYENS

Curator

 ??  ??
 ??  ?? ‘Du rire aux larmes’, James Ensor, 1908.
‘Du rire aux larmes’, James Ensor, 1908.
 ?? © the simon collection of belgian art ?? ‘De tafel’ van Leon De Smet uit 1910.
© the simon collection of belgian art ‘De tafel’ van Leon De Smet uit 1910.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium