‘Plots is “blank”, dat stomme, nietszeggende woord, iets geworden waarop ik sta’
Frank Vande Veire over het effect van labels
Geen ‘identiteit’ zonder agressie. Dat begrijp ik weer, sinds ik mezelf sinds kort niet meer ‘blank’ mag noemen. Ik ben nu ‘wit’. Dat ik ‘blank’ ben, leek me vanzelfsprekend en maakte nooit deel uit van mijn bewust gevoel van eigenwaarde. Er was mij niets aan gelegen om ‘blank’ te zijn. Maar plots wordt dat geassocieerd met een bedenkelijke zuiverheids en superioriteitswaan. Of beter: aan die associatie, die er vagelijk altijd al was, wordt nu een zwaar gewicht toegekend, zozeer zelfs dat ik mezelf en anderen niet meer met goed fatsoen blank mag noemen.
Ik ben voortaan ‘wit’. Dat schijnt neutraler te zijn. Zo willen mensen steeds meer termen neutraliseren. Het komt erop neer dat van de woorden waarmee mensen worden benoemd of zichzelf benoemen, de historische achtergrond uitgewist moet worden, want aan die achtergrond hangt een reukje. In menig woord vibreert een verleden van onderdrukking, verovering, belediging, spot, vernedering, eigendunk, dwaasheid en grofheid, en dus kunnen veel woorden beter verdwijnen – zoals ‘blank’. Samen met miljoenen anderen heb ik al die tijd goed fout gezeten, wanneer ik die term in alle onschuld dacht te mogen gebruiken.
In de val
Die zuiveringsoperatie heeft een vreemd effect op mij. Ik ben geërgerd. Nu het me wordt verboden om FRANK VANDE VEIRE
Wie? Wat? mezelf nog blank te noemen, krijgt die term, die voor mij nooit het minste belang had, plots wel een belang. Plots trekt in die term, die mensen me willen afnemen, mijn zelfgevoel zich samen. Plotseling is dat ‘blank’, dat stomme, nietszeggende woord, iets geworden waarop ik sta, iets waaraan ik zowaar gehecht ben.
Zo gebeurt het dus: ik zit in de val van de ‘identiteit’. En voor ik het weet, krijg ik iets zuurs en rancuneus dat racisten ook hebben: mijn identiteit heeft voor mij geen inhoud, ze bestaat alleen vanuit de irritatie over die ‘onnozelaars’ – in dit geval het ‘politiek correcte establishment’ – die er bij mij op aandringen een woord waarmee ik mezelf benoem door een ander te vervangen.
Freud, ‘de jood’
Dat je tegen wil en dank een ‘identiteit’ opgespeld kunt krijgen, dat moet Sigmund Freud, uiteraard in onnoemlijk sterkere mate, ervaren hebben toen hij op een dag de nazi’s over de vloer kreeg. De atheïstische wetenschapper, die al lang was vergeten dat hij een jood was, werd daar met de neus op gedrukt. Hij moest het wel geloven, want het was iets dat hem zwaar werd aangewreven, hoe onduidelijk de aanklacht ook was.
Tegenwoordig wordt het moslims bij ons over het algemeen niet aangewreven dat ze dat zijn. Maar moet het niet enerverend zijn als je er door de
Moet het niet enerverend zijn als je er door de media jarenlang op gewezen wordt een ‘moslim’ te zijn?
media jarenlang, dag in, dag uit, op gewezen wordt een ‘moslim’ te zijn, als je voortdurend met datzelfde etiket ten tonele wordt gevoerd, zelfs wanneer dat zogezegd neutraal of in positieve zin wordt gebruikt? Hoe irritant moet het niet zijn als je alsmaar wordt gestimuleerd om je te identificeren met dat etiket, terwijl je echt wel andere dingen aan je hoofd hebt? Op den duur zou je werkelijk beginnen te geloven dat je dat bent, die ‘moslim’ waarover de hele tijd sprake is, dat dat werkelijk je ‘identiteit’ is. Je bent in elk geval beroofd van de primaire luxe om niet bij je ‘identiteit’ stil te hoeven staan.
Zuiver geweten
Dit hebben de progressieve ‘identiteitspolitiek’ en het racisme met elkaar gemeen: ze duwen mensen in een identiteit, dwingen hen ertoe er een zaak van te maken. Voor de racist kan de eigen groep niet genoeg op haar identiteit staan, wat inhoudt dat hij haar onophoudelijk moet af schermen van anderen die haar bedreigen. De verachte groep wordt klemgezet in een sadistische double bind: in één en dezelfde beweging wordt hij vastgepind op ‘jood’, ‘moslim’ of ‘homo’ én wordt hem duidelijk gemaakt dat hij met dit label zichzelf uitsluit. De ‘progressieve’ identiteitspolitiek pint de leden van de eigen groep vast op hun blankheid en op de verschrikkelijke erfenis van racisme en onderdrukking die daardoor op hen weegt, terwijl de andere groepen ertoe worden uitgenodigd hun ‘identiteit’ zo veel mogelijk te celebreren.
Racisten en politiek correcten beroven allebei mensen van de onbekommerdheid die erin bestaat van de eigen ‘identiteit’ geen punt te hoeven maken. En beiden streven naar een maagdelijk zuiver geweten: de racisten door zich sterk te maken dat ‘wij’ onszelf niets te verwijten hebben, de politiek correcten door een dwangmatige symbolische zuiverheidsoperatie die op de eigen taal en cultuur wordt uitgevoerd, terwijl de onderdrukte minderheden de nogal vernederende taak krijgen toebedeeld om de verloren onschuld te belichamen.
Aan het einde van de vorige eeuw kon de Franse socioloog Jean Baudrillard nog schrijven: ‘Identiteit is een pathetische, absurde droom. Je droomt ervan jezelf te zijn als je niets beters te doen hebt.’ Helaas worden wij ondertussen door die pathetische, absurde droom steeds meer in het nauw gedreven.