Nip-test leidt niet tot minder Down-kinderen
Er zijn vorig jaar weer wat meer kinderen met downsyndroom geboren. De angst dat de Niptest tot ‘eliminatie’ zou leiden, blijkt onterecht.
Er zijn vorig jaar 42 kinderen met downsyndroom geboren in Vlaanderen. Dat zijn er 11 meer dan in 2016, toen het er dus maar 31 waren. Nochtans is het totale aantal geboortes gedaald, tot 63.838. De cijfers komen uit het nieuwste evaluatierapport van het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE), dat alle geboortes in Vlaanderen in kaart brengt.
In 2017 besloot de federale minister van Volksgezondheid, Maggie De Block (Open VLD), om de Niptest bijna helemaal terug te betalen aan iedere zwangere vrouw die hem wilde laten uitvoeren. Het betreft een nietinvasieve screeningtest, via een bloedprik bij de moeder, naar drie chromosomale afwijkingen bij het ongeboren kind, waaronder trisomie 21 of Down. De maatregel ging halfweg 2017 in.
Verwacht of gevreesd werd dat de terugbetaling van de test tot een regelrechte eliminatie van kinderen met Down zou leiden.
‘Het is bijzonder moeilijk om op basis van deze naakte cijfers al een wetenschappelijke conclusie te trekken’, zegt Roland Devlieger, professor gynaecologie aan de KU Leuven en wetenschappelijk hoofd van het SPE. ‘Het enige wat we echt kunnen concluderen, is dat er zeker geen dramatisch effect vast te stellen is ten gevolge van de invoering van deze bijnagratis test.’
Religieuze keuze
Devlieger wijst erop dat de Niptest goed is, maar niet honderd procent waterdicht. ‘Ook weten we dat er mensen zijn die geen zwangerschapsafbreking willen. Het betreft meestal vrouwen of koppels met een religieuze achtergrond: joods, christelijk of moslim. Zij opteren dan ook om deze test niet te ondergaan.’
‘Ook is de registratie van geboortes door het SPE niet gedetailleerd genoeg: het zou bijvoorbeeld kunnen dat er bij die 42 geboortes ook kinderen zijn geteld die niet levend ter wereld zijn gekomen. Wij registreren die ook, vanaf 22 weken zwangerschap en/ of 500 gram geboortegewicht.’
De meeste afbrekingen ten gevolge van een afwijkend resultaat van de test gebeuren echter voor die tijd, geeft hij toe. ‘De Niptest wordt aangeboden vanaf 12 weken. Als het resultaat afwijkend is, moet je wel nog bijkomende tests ondergaan. Alleen een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie kan zekerheid geven.’
Voor de Niptest op de markt kwam, werden er jaarlijks in Vlaanderen zowat 50 kinderen met Down geboren. Ook toen al werden risicozwangerschappen doorverwezen voor een vlokkentest of vruchtwaterpunctie. Die tests zijn invasief – er wordt met een naald in de buik geprikt – en kunnen tot een ongewenste afbreking leiden.
Het idee achter de terugbetaling van de Niptest is dat er minder vaak besloten hoeft te worden tot zo’n ingrijpende opvolgingstest. Maar de Niptest is wel duur – minister De Block maakte 15 miljoen euro per jaar vrij, goed voor 100.000 terugbetaalde Nip
‘Er is zeker geen dramatisch effect vast te stellen ten gevolge van de invoering van deze bijnagratis test’
tests in heel België.
Vraag is nu of dat een goede investering is, als er aan het aantal geboortes niet bijster veel verandert? Devlieger: ‘Met datzelfde geld zouden we vrouwen tijdens hun zwangerschap vaker en positiever kunnen coachen. Voor de kostprijs van één test kunnen we al tien consulten terugbetalen. Door de test terug te betalen maak je als maatschappij een andere keuze.’
ROLAND DEVLIEGER Professor gynaecologie KU Leuven
De leeftijd waarop vrouwen in Vlaanderen kinderen krijgen, blijft stijgen. Gemiddeld komt het eerste kind nu pas op 29 jaar. Een vrouw op de tien is 35 of ouder bij haar eerste bevalling.
Er beweegt verder niet zo heel veel in de cijfers over geboorten in Vlaanderen. Het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE) verzamelt die elk jaar, en ziet bestaande trends alleen maar bevestigd worden. Net als vorig jaar kwam een op de vijf baby’s met een keizersnede ter wereld.
Na een lichte stijging van het aantal geboorten in 2016, doet zich nu weer een daling voor, helemaal in lijn met de voorgaande jaren sinds 2010. Kind en Gezin telde in juni 65.000 geboorten, of een daling met 2,2 procent. Het SPE, dat zich vooral baseert op de gegevens van de ziekenhuizen, registreerde maar 63.838 geboorten, of bijna 3 procent minder dan een jaar voordien.
Opvallend is dat er minder vrouwen geteld werden die hun eerste kind ter wereld brachten. Dat kan zijn weerslag hebben op het geboortecijfer voor de volgende jaren, waarschuwt het SPE, want een vrouw die een eerste kind heeft gekregen, krijgt er vaak nog een. Van vrouwen die hun tweede kind op de wereld zetten, is dat niet zo zeker.
De leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen, blijft stijgen. De gemiddelde leeftijd voor een eerste kind bedraagt nu voor het eerst 29 jaar. Van alle vrouwen die vorig jaar een kind kregen, is een meerderheid de dertig jaar al gepasseerd. Tienermoeders daarentegen worden héél zeldzaam.
Emancipatie
‘Ik zou niet durven zeggen dat Vlaamse vrouwen hun kind te laat krijgen’, zegt professor Roland Devlieger (KU Leuven), ook wetenschappelijk hoofd van het SPE. ‘Vlaamse vrouwen doen wat ze willen. Ze studeren langer, maken voorzichtiger een partnerkeuze en zijn geëmancipeerd. Dat zijn gunstige factoren. Overal in de wereld zien we dat vrouwen later kinderen krijgen naarmate een samenleving zich meer ontwikkelt.’
‘Maar er zijn ook nadelen aan die late keuze verbonden’, zegt Devlieger. ‘Zo doen almaar meer mensen een beroep op me disch geassisteerde voortplanting. Een op de dertien zwangerschappen, of 7,5 procent, kwam tot stand na ivf, icsi of stimulatie: dat was nooit eerder zoveel. Het weegt natuurlijk op de uitgaven van de ziekteverzekering. Een gratis zwangerschap is altijd beter. Ook omdat er meer risico’s verbonden zijn aan medisch geassisteerde zwangerschappen: meer kans op meerlingen, op vroeggeboorte, op problemen met de placenta ...’
Zonder knip
Nog een opvallend punt: het aantal vrouwen dat bij de bevalling een knip krijgt, blijft dalen. In 2001 ging het nog om ruim zes op de tien bevallingen. In 2017 is dat verder gedaald naar slechts 42,3 procent. Bij een tweede of volgende bevalling ondergaat slechts een kwart van de vrouwen deze ingreep.
‘Dit cijfer is bij uitstek een weerspiegeling van de vrouwvriendelijkheid van de gynaecoloog’, zegt Devlieger. ‘Of de arts knipt of niet, hangt samen met het geduld dat hij of zij aan de dag kan leggen. Het is dus een goede evolutie dat dit cijfer verder blijft dalen.’
‘Vrouwen studeren langer en maken voorzichtiger een partnerkeuze’
ROLAND DEVLIEGER Wetenschappelijk hoofd SPE (KU Leuven)