‘Zo’n meisje van niks moet haar plaats kennen’
Twintig jaar geleden bracht historica Sophie De Schaepdrijver bij het brede publiek de toen wat vergeten Eerste Wereldoorlog weer onder de aandacht met het brede panorama dat ze ervan schetste in De Groote Oorlog (1997). Nu sluit ze de herdenking van een eeuw Eerste Wereldoorlog af met een boek over een bij na vergeten personage, Gabrielle Petit.
‘Ik wilde het genre van de biografie eens proberen’, zegt De Schaepdrijver. ‘Je kan je dan in alle details vastbijten en ze in hun context plaatsen, wat je als historicus veel vrijheid geeft.’ Petit was een dankbaar onderwerp. Tijdens de oorlog spioneerde ze voor de Britten, maar ze werd verraden en in 1916 door de Duitse bezetter berecht en geëxecuteerd, 23 jaar oud. Als nationale heldin werd ze na de bevrijding een mythe, het voorwerp van films, boeken, herdenkingen en monumenten. Zoals het standbeeld dat op 21 juli 1923 werd onthuld aan het Brusselse SintJansplein, waar we vanuit het café waar we De Schaepdrijver ontmoeten uitzicht op hebben. De mythe – De Schaepdrijver spreekt over ‘context’ – is ook een deel van de biografie.
Gabrielle Petit, een kind uit de verarmde burgerij van Doornik, woonde bij het uitbreken van de oorlog in SintJansMolenbeek. Daar organiseert Sophie De Schaepdrijver op 22 november een reeks evenementen die Petit in een brede, ook actuele context plaatsen. Die dag zal het net een eeuw geleden zijn dat koning Albert de bevrijding vierde met een blijde intrede in SintJansMolenbeek.
‘Die blijde intrede was strak in scène gezet, de naam alleen al’, aldus De Schaepdrijver. ‘Bij dat ritueel juicht het volk en geeft de vorst iets, in dit geval het algemeen enkelvoudig mannelijk stemrecht. Vaak lijkt het alsof de oorlog de brute intrede van de moderniteit inhoudt, maar de rituelen rond het einde van de oorlog bleven zeer klassiek. Niet toevallig deed Albert eerst SintJansMolenbeek aan, toen al een wat onrustige gemeente, waar vrouwen in 1916 bij een hongeroproer het gemeentehuis hadden bezet. De oorlog had er diep ingehakt: 500 soldaten van daar waren aan het front gesneuveld, er waren tal van verzetsnetwerken actief, en daar werden verzetsbladen als La Libre Belgique en De Vlaamsche Leeuw gedrukt. Daar woonde ook Gabrielle Petit, in KleinMolenbeek, ongeveer waar nu het WTC staat, toen een levendige buurt met voornamelijk mensen die in het centrum in de kleinhandel en de horeca werkten. Zoals Petit, zij was een winkelmeisje.’
U schetst haar als iemand die gedreven was om iets te worden, om iets te betekenen.
‘Zij is een toonbeeld van ambitie, van iemand met wilskracht en talent, maar voor wie de context niet meeviel. Ze moest op haar vijftiende van school af en besefte dat zo voor haar de weg naar een zelfstandig en waardig bestaan voorgoed was afgesneden. Geen diploma, geen geld, geen familie. Trouwen kon een alternatief zijn, maar daar stond ze zeer ambivalent tegenover. De oorlog verbreedde haar horizon en gaf kansen vanwege haar durf en intelligentie.’
‘Haar jeugd had haar erg wantrouwig gestemd tegenover de heersende macht.
‘Anders dan soldaten, die ertoe verplicht waren, koos Gabrielle Petit er zelf voor om het voor het land op te nemen’
Daarom kreeg ze ook geen toegang tot het hoger secundair onderwijs. Want dat was de weg naar de normaalschool en daar kon geen plaats zijn voor iemand die tegen het gezag aanschopt.’
‘Een naoorlogse mythe wil dat Petit een volksmeisje was, maar dat klopt helemaal niet. Ze komt uit de burgerij, zelfs de gezeten burgerij. Een oudoom die ze nooit heeft gekend, was Jules Bara, ooit nog minister van Justitie. Ze had een familie van belastingontvangers, die echter van de sociale ladder is gedonderd. Haar vader stapelde de schulden op en na de vroege dood van haar moeder belandde ze in een weeshuis. Zij voelde zich onterfd en vond dat ze meer had kunnen zijn als de omstandigheden beter waren meegevallen.’