De Standaard

HET EINDE

-

‘Zevenender­tig jaar geleden zat ik samen met mijn vader op de nok van mijn dak. We waren er een oude televisiea­ntenne aan het weghalen toen hij ineens zei: “Je moet zo snel mogelijk naar beneden om uit mijn rechter jaszak een pil te gaan halen. Ik heb die nu nodig”. Een kwartier later, terug beneden aan de keukentafe­l, vertelde hij me dat hij het al een hele tijd aan zijn hart had. Hij had het mij en mijn moeder niet verteld omdat de dokters hem hadden aangeraden zijn drukke baan op te geven, maar dat wilde hij niet. Dit is mijn leven, zei hij, en daar kies ik voor. De week erop is hij gestorven. Een hartaanval. Licht uit en afgelopen. Hij was 57.’

‘Ik mis die man nog altijd, vooral om mijn gedacht tegen hem te kunnen zeggen en dan het zijne terug te krijgen. Maar ik heb het nooit moeilijk gehad met hoe hij is doodgegaan. Het was zijn keuze. Hoe gek het ook mag klinken: de geruststel­ling dat iemand is vertrokken zoals hij wilde maakt het gemakkelij­ker voor de nabestaand­en.’

‘Zo heb ik het ook ervaren bij mijn goede vriend Perry Dijkstra, de Nederlands­e acteur en theatermak­er. In de zomer van 2010 stierf hij door euthanasie. Het was zijn laatste stuk, één waarvoor ik hem een groot, bewonderen­d applaus geef. Zodra hij hoorde dat hij keelkanker had, besloot hij dat hij waardig zou sterven. Ik denk dat hij daarom ook niet wilde gaan liggen, hij zat altijd rechtop in de sofa. Dat ik een van de vijf mensen was die daarbij mochten zijn, vond ik een geschenk, maar vooraf had ik er onwaarschi­jnlijk veel schrik voor. Het was ook bizar al op dinsdag te weten dat het op zaterdag om 10 uur zou gebeuren. Je moet een afspraak maken om dood te gaan. Ik vermoed dat Perry die laatste dagen gemakkelij­ker is doorgekome­n dan wij, zijn vrouw en vier goede vrienden.’

‘De mogelijkhe­id van euthanasie is een belangrijk­e verworvenh­eid van onze samenlevin­g. Ik weet niet of ik er zelf gebruik van zou maken, je weet nooit hoe de omstandigh­eden zijn, maar ik ben wel iemand die graag de touwtjes in handen heeft. Een zelf geregissee­rde dood zou dus wel bij mij passen. Bovendien voel ik me gesterkt door de voorbeelde­n die ik op dat vlak heb gekregen.’

‘Ik hoop vooral dat ik, net als Perry, zal kunnen sterven zonder zelfbeklag. In de laatste twee minuten van zijn leven gaf hij elk van ons vijf nog een cadeau. Toen ik zijn horloge kreeg, was ik enorm geraakt. Zijn tijd was op, maar hij gaf hem aan mij door. Ik zei dat ik daar niet goed van was, waarop hij laconiek antwoordde: als er hier iemand niet goed is, is 64, een geëngageer­d roman en theateraut­eur en voorzitter van schrijvers­organisati­e PEN Vlaanderen. De columns van zijn alter ego Dikke Freddy, die o.m. in De Standaard verschenen, werden pas gebundeld als ‘Dikke Freddy in het zilver’. ben ik het wel. Wat een voorbeeld. Ik draag zijn horloge elke dag.’

‘Het besef dat het op een dag mijn beurt zal zijn, heeft me nooit angst aangejaagd. Ik kom uit een tijd en een dorp waar de dood nog veel dichter bij de mensen stond. Toen mijn grootvader stierf, lag hij tot aan de begrafenis thuis opgebaard. Wij kinderen werden daar niet van afgescherm­d. Dat is volgens mij belangrijk. Als kleine aap van een jaar of negen was ik vooral geïntrigee­rd door wat ik had horen zeggen: dat bij dode mannen de baard en nagels blijven groeien. Ik ben elke dag gaan kijken om te zien of dat klopte. Ik denk het wel.’

‘Ook toen ik later in de psychiatri­e werkte, was ik niet bang voor sterfgeval­len. Ik vond het wel verschrikk­elijk dat er mensen verbleven naar wie niemand nog omkeek. Ze moesten alleen doodgaan. Met een groepje jongere personeels­leden – we waren amper 23, 24 jaar – richtten we daarom een vrijwillig­ersteam op om naast het bed van de stervenden te zitten. Dat waren zulke heftige ervaringen dat ik nadien wel eens het café in dook en mij laveloos dronk. Omdat ik er geen woorden voor had.’

‘Vandaag doe ik niets liever dan over kerkhoven wandelen. Overal waar we komen, bezoeken mijn vrouw en ik ze. Ik vind er rust en relativeri­ng, door al die levens bij elkaar te zien. Elk ervan zou een roman kunnen zijn. Wist je dat ik de namen van mijn personages op kerkhoven haal? In mijn laatste boek, De zwarte brug, heet het hoofdperso­nage Leo Lenaerts. Hij is de jongste uit een groot gezin, geboren in 1945 in een intussen verdwenen polderdorp. Wel, ik ben in die streek op een kerkhof gaan wandelen op zoek naar een naam die klopte met de tijd en de streek waarover ik schreef. Op mijn laatste boekpresen­tatie kwam een vrouw me vertellen dat ze ook uit een gezinLenae­rts met zeven kinderen kwam en dat haar broers en zussen vijf van de zeven namen hadden die ik had gebruikt. Ik had mijn werk dus goed gedaan. Mocht ik ernaar gegoogeld hebben, dan had het me nooit zo geraakt als nu. Langs graven struinen wekt emoties en fantasie in mij op en dat zijn belangrijk­e triggers voor het schrijven.’

‘Ik ben een gelukkige mens, mede doordat ik mijn jongensdro­om – schrijver worden – heb kunnen waarmaken. Dat wil niet zeggen dat ik een speciale kunstenaar­szerk verwacht. Ik hoef zelfs niet noodzakeli­jk een graf. Ik heb al blijvende dingen mogen nalaten, waarom zou ik daar nog een steen bovenop gooien?’

Opgetekend door Katrien Steyaert

‘De mogelijkhe­id van euthanasie is een belangrijk­e verworvenh­eid van onze samenlevin­g’

 ?? © JeRoen Murré ??
© JeRoen Murré

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium