Wie vond het applaus uit?
En verdient dat applaus?
Wanneer applaus precies is ontstaan, is moeilijk te zeggen, zegt Karel Vanhaesebrouck, docent theaterstudies aan de ULB en het RITCS. ‘Wat we zeker weten, is dat er al in de Romeinse tijd geapplau disseerd werd tijdens voorstellingen. De Romeinen hadden een uitgebreid systeem om hun appreciatie voor de acteurs te tonen, in ver schillende graden. Ze klapten in de handen, knipten met duim en wijs vinger of wapperden met hun toga.’
Werd er dan niet geapplaudisseerd in de Griekse Oudheid? ‘Dat is niet zo duidelijk’, zegt Vanhaesebrouck. ‘Je applaudisseert in het theater voor een metier, voor professionals die op een podium staan. Het Griekse theater bracht voorstellingen door burgers voor burgers, over ingewikkelde problemen die iedereen in het theater aanbelangden. Het Romeinse theater was een echte entertainmentindustrie: met je applaus sprak je jouw waar dering uit voor een prestatie van professionals.’
Vandaag applaudisseren we pas aan het einde van een theatervoorstelling. Vroeger werd er veel vaker in de handen geklapt. ‘Tot diep in de negentiende eeuw maakten het applaus en het gedrag van het publiek deel uit van de voorstelling’, vertelt Vanhaesebrouck. ‘Toeschouwers applaudisseerden midden in de voorstelling, na een fantastische monoloog of een opgemerkte tirade van een steracteur.’
De meest gegeerde zitplaatsen bevonden zich tot diep in de achttiende eeuw op scène, tussen de acteurs. Jonge mannen uit de elite lieten zich vereeuwigen terwijl ze, geflankeerd door hond en knecht, op het podium applaudisseerden. Er was een sfeer van zien én gezien worden. Dat kon omdat het licht in de zaal pas eind negentiende eeuw uitging. ‘Het idee dat je naar theater kijkt in een stille, donkere zaal, is vrij nieuw’, zegt Vanhaesebrouck. ‘Toeschouwers in de achttiende en negentiende eeuw keken dus niet alleen naar de acteurs op het podium maar observeerden ook elkaars gedrag. Ze reageerden veel meer op elkaar.’
Het ging er best wild aan toe. ‘De scholieren aan wie Stijn Meuris zich ergert, zijn engeltjes vergeleken met een achttiendeeeuws theaterpubliek’, zegt Vanhaesebrouck. ‘Toeschouwers vochten duels uit, aristocraten gooiden hun pispot van het balkon en er werden allerhande duistere zaakjes geregeld. Allemaal in de theaterzaal. Er zijn talrijke getuigenissen van acteurs die huilend het podium verlieten vanwege het baldadige gedrag van het publiek.’
Misschien een tip voor Meuris: een performer met naam en faam had in die tijd zijn eigen claque, groepjes toeschouwers die werden betaald om tijdens de voorstelling te applaudisseren. ‘Zo’n claque was reputatiemanagement avant la lettre’, zegt Vanhaesebrouck. ‘Er waren ook anticlaques, die de claque van een bepaalde acteur probeerden te overstemmen met geroep en getier. In Frankrijk lieten sommige steracteurs zelfs in hun contract met hun theaterhuis – opnemen hoe groot hun claque en dus hoe luid het applaus moest zijn.’
De meer populaire stroming van de veelklappers botste met een realistische stroming in het westers theater die applaus hinderlijk vond. ‘Applaus doorbreekt immers de illusie dat wat er getoond wordt, écht is – en niet gespeeld’, stipt Vanhaesebrouck aan. Naturalistische theatermakers zoals de Fransman André Antoine maakten de zaal donker, stopten de verlichting weg en voerden een striktere applausetiquette in. Alles om theater zo realistisch mogelijk te laten lijken.
En de drang om zomaar in de handen te klappen is ook bij de 21steeeuwse theaterliefhebber niet verdwenen. ‘Kijk naar het succes van musical en circus: het zijn voorstellingen waar spontaan applaus wel een plaats heeft.’
‘De scholieren aan wie Stijn Meuris zich ergert, zijn engeltjes vergeleken met een achttiendeeeuws theaterpubliek, dat met pispotten gooide en duels uitvocht’
Vragen voor de cultuurwinkel zijn welkom op cultuurwinkel@standaard.be, onder vermelding van naam en woonplaats.