‘Ik ben meer dan een
Het Britse model Mariah Idrissi (26) is vandaag voor het eerst in modestad Antwerpen. Dat dat zo lang duurde, is geen toeval.
ANTWERPEN I Ze is nooit eerder in Antwerpen geweest. En ook in Europa moet ze niet zo vaak zijn. ‘Dat wil iets zeggen’, vindt de Britse Mariah Idrissi (26). ‘Ik krijg de meeste modelopdrachten in GrootBrittannië, waar ik woon, en in Dubai en de VS. Nochtans is Europa maar twee uur ver.’
Vraag je fashionista’s naar Europa, dan hoor je de verzuch ting wel vaker: dat we nogal traag zijn in het oppikken van trends (DS 5 oktober). Modest fashion, bijvoorbeeld, is wereld wijd een 44 billion dollar industry. Maar bij ons breekt de modetrend van losse en verhullende kledij pas nu door. Om die reden is Mariah Idrissi ook in Antwerpen: ze spreekt vandaag op het eerste Modest Fashion Forum, georganiseerd door het online platform Mvslim en ModeMuseum Antwerpen.
Haat
Idrissi mag je inmiddels een boegbeeld van modest fashion noemen. In 2015 dook ze voor het eerst op in een internationale modecampagne van H&M. Niet de reusachtige zonnebril, wel haar hijab ging toen met de aandacht lopen.
‘It was controversial. Ik heb veel bewonderende reacties gekregen, maar ben ook voor het eerst met haat geconfronteerd. Plots kon ik voor niemand goed doen: moslims vonden dat ik te ver ging en de islam te schande maakte. De rest zei dat H&M met terroristen in zee ging en dat het einde van de wereld in zicht was.’
Mariah Idrissi was, is en blijft vastbesloten over haar hoofddoek. Ze werkte drie jaar geleden in Londen in een kinderwinkel toen ze opgemerkt werd door een agent. Toen die haar twee weken later opbelde met de vraag of ze interesse had in een modelopdracht, vroeg ze meteen: ‘Jullie weten dat ik een hijab draag?’ De rest is modegeschiedenis.
‘Over mijn hoofddoek sluit ik geen compromissen’, zegt de dochter van MarokkaansPakistaanse ouders. ‘Ik kom weliswaar uit een liberaal gezin: mijn vader rookt en we kregen een vrije opvoeding. Maar ik wil mijn geloof uitdragen en doe dat onder meer door alleen mijn handen en gezicht onbe dekt te laten.’
‘Ik heb daar nooit problemen mee gehad, tot ik in de mode begon. Muslims are the new black. Plots word je bekeken als een niche die “niet iedereen aanspreekt”. Bij een merk als Dolce & Gabbana voelde ik duidelijk dat ik als model werd ingeschakeld om een nieuwe markt voor hen aan te boren: de moslimmarkt.’
Is dat dan niet hoe het werkt? Schuilt achter elk campagnegezicht geen economische realiteit? ‘Ja, maar als je een moslima met een hijab als uithangbord neemt, doe je dat omdat je als merk een punt wilt maken. Namelijk: we evolueren naar meer diversiteit en we omarmen dat. Als je vervolgens geen zin hebt om rekening te houden met de verschillen die daar bijhoren, dan wordt het achter de schermen wel heel hol en ontgoochelend. Je kunt niet diversiteit aanvaarden en tegelijk verlangen dat iedereen die anders is, z’n mond houdt.’
Dus werkt Idrissi behalve als model ook als consultant. ‘Modemerken die het menen, help ik met praktische zaken. Zoals: als je een moslima op de catwalk wil, kun je haar geen doorzichtige kledij laten aantrekken. En voorzie een aparte ruimte waar ze zich kan omkleden. Geen gemakkelijke boodschap, want voor modemerken is dat kostelijk en “veel gedoe”.’
Minirokken
‘Over mijn hijab sluit ik geen compromissen’ MARIAH IDRISSI
Model
Voor de jonge moslima kan modest fashion een verademing zijn omdat ze de hijab rijmt met een westerse levensstijl. Omgekeerd wil Idrissi niet het signaal geven dat de hijab voor iedereen de norm moet worden. ‘Moslima’s volgen ook gewoon de mainstream mode, maar passen de collecties aan hun waarden aan. Bij de modest trend gaat dat vlot. Als het volgend seizoen minirokken worden, kan dat lastiger zijn.’
Behalve Mariah Idrissi zijn er vandaag slechts een handvol gesluierde modellen. ‘Modemerken zetten ons doorgaans maar één keer in: om een punt te maken. Nadien willen ze opnieuw modellen zonder sluier die reusable zijn. Dat is jammer. Ik hoop dat diversiteit het in de nabije toekomst niet meer moet hebben van points made, maar van evidentie.’