De vliegschaamte voorbij
Voelt u zich weleens schuldig als u voor een korte afstand het vliegtuig neemt? Dan hebt u net zoals KATHLEEN VEREECKEN last van vliegschaamte. We hoeven vliegreizen niet af te zweren, maar we kunnen er wel anders tegen aankijken.
Wie? Schrijfster en scenarist. Haar meest recente roman is ‘Alles komt goed, altijd’ (Lannoo).
Wat? De Zweden bewijzen dat het kan, minder vliegen en vaker met de trein reizen.
Toen ik een tijdje geleden vanuit Frankfurt naar Dresden vloog voor lezingen en iemand me gechoqueerd terechtwees, haastte ik me te zeggen dat ‘ze’ de hele reis voor me gepland hadden. Ik voelde mijn wangen hinderlijk gloeien terwijl ik die paraplu opstak. Ik beken: ik vlieg te vaak. Al vallen mijn luttele vliegmijlen wellicht mee in vergelijking met wat Erik Solheim, de milieuchef van de Verenigde Naties, de afgelopen 22 maanden presteerde (DS 22 november). 529 dagen zat hij in het vliegtuig, of 80 procent van zijn werktijd als baas van het milieuprogramma van de Verenigde Naties. Dat deed hij ironisch genoeg om overal ter wereld te gaan pleiten voor meer politieke en publieke aandacht voor milieukwesties en voor privédoeleinden. Omdat de man zich op meer dan één manier verbrand bleek te hebben, mocht hij opstappen.
Nooit eerder had ik het woord ge hoord, maar toen ik het zag voorbijflitsen op Twitter wist ik meteen wat het betekende. Sterker, ik herkende het, wist hoe het voelde. Vliegschaamte (de, g.mv.), de schaamte die iemand ervaart als hij gebruikmaakt van een vliegtuig terwijl er minder milieubelastende alternatieven zijn om zich te verplaatsen. Zo stond het dinsdag te lezen op de website van Van Dale, waar het fenomeen het tot ‘woord van de dag’ geschopt had.
Flygskam
Solheim had geen last van vliegschaamte, voor een groeiende groep mensen is dat wel het geval. Gidsland Zweden gaf het voorbeeld: flygskam is er al enige tijd een begrip en #jagstannarpåmarken (‘ik blijf op de grond’) is trending op sociale media. Ze voegen de daad bij het woord, die Zweden. Ze vliegen minder en reizen meer met de trein, in die mate dat sommige nachttreinen nu frequenter rijden.
Dat een beweging die vanaf de basis gegroeid is, zoveel impact kan hebben, stemt optimistisch. En als de Zweden het kunnen, waarom wij dan niet? Bovendien is reizen met de trein zoveel aangenamer dan vliegen, toch? Het langzaam voorbijglijdende landschap, de rust, de ruimte (ja, ook voor de benen), de bewegingsvrijheid, de luxe om midden in een bruisende stad uit te stappen. Vergelijk dat met de oeverloze verveling op luchthavens, het aanschuiven tussen eindeloze rijen mensen, de krappe zitruimte, het voortdurende getoeter over snacks, taxfree spullen en lotjes, het gedoe om van de luchthaven weer in de bewoonde wereld terecht te komen. Ik weet wel waar mijn voorkeur naar uitgaat.
Een zwartwitvoorstelling van de feiten, ongetwijfeld. Want vliegen gaat nog altijd sneller, en wij hebben het doorgaans druk en zijn gehaast. Maar er is meer. De absurd lage prijzen voor vliegtuigtickets bijvoorbeeld. Hoe motiveer je iemand met een modaal inkomen voor de trein naar Barcelona als een treinticket ongeveer het tienvoudige kost van een vliegtuigticket? (Hoe onbegrijpelijk is het dat vliegtuigmaatschappijen geen accijnzen moeten betalen op kerosine?) Dus razen we door, om de voorspelling waar te maken dat het aantal vliegtuigpassagiers tegen 2035 verdubbeld zal zijn.
Happy few
Ik hoor het u graag roepen: vliegen moet duurder worden, en de trein goedkoper. Over dat tweede struikelt niemand. Dat eerste ligt voor velen moeilijker. Het zou betekenen dat vliegen, net als vroeger, weer een voorrecht van de happy few wordt. En dat wringt natuurlijk. Waar we al zo lang aan gewend zijn,