‘Het leven is kort en Proust lang’
Ze liggen in de boekhandel te blinken: de zeven delen van Op zoek naar de verloren tijd van Marcel Proust, met aantrekkelijke covers van Leo Nickolls – alleen jammer dat het geen hardcovers zijn. Voor 165 euro haal je ze in huis. De vertaling is grotendeels het (levens)werk van Thérèse Cornips (19262016). Ze werkte er vanaf de jaren 70 aan.
Op het tweede gezicht is de heruitgave misschien minder goed nieuws. Ze helpt vertalers Martin de Haan en Rokus Hofstede niet om geld te vinden voor hun nieuwe vertaling. Begin 2016 lieten ze een frisse wind waaien. Ze publiceerden bij AthenaeumPolak & Van Gennep hun gedurfde vertaling van Du côté de chez Swann. Veel vrijer, eigentijdser dan die van Cornips. Alleen al aan de titel, Swanns kant op, merkte je dat. Maar ondanks de aandacht en het relatieve pibliekssucces staat de vertaling van de zes andere delen on hold, wegens gebrek aan geld.
Bent u blij met de heruitgave? Rokus Hofstede:
‘Enerzijds is het geweldig nieuws dat de volledige Op zoek naar de verloren tijd weer beschikbaar is. Proust vergeleek zijn werk met een kathedraal – je moet alle zeven delen lezen om het volle effect van dat bouwsel te kunnen zien. Je kunt pas een oordeel vellen als je het geheel voor ogen hebt.’
‘Anderzijds maakt deze heruitgave de vertaalgeschiedenis van Proust in het Nederlands er niet eenvoudiger op. Het blijft een hybride editie. Het tweede deel is voor deze uitgave opnieuw vertaald door Désirée Schyns en Philippe Noble in een stijl die afwijkt van die van Thérèse Cornips, de vertaler van de andere delen. Cornips had een idiosyncratische vertaalstijl. Haar woordkeuze was eigengereid. Haar versie is archaïserend en “gallicistisch” – dat is een vaststelling, geen waardeoordeel.’
‘Op zich hoeft dat geen probleem te zijn. Zo ervaart de lezer hoe ingrijpend de invloed van de vertaling is op de leeservaring.’
‘De vertaling van Cornips is nu misschien gedateerd, maar ze is ook tekenend voor de tijd toen de Nederlandse literatuur zich nog klein maakte voor een monument als Proust. Wij hebben nu minder dat gevoel van onderdanigheid. Wij werken assertiever; wij maken er geen Nederfrans van. Dat is ook een gevolg van de ontvoogding van de Nederlandse literatuur. In de tijd van Cornips werden nauwelijks Nederlandstalige schrijvers in het Frans vertaald; dat is nu wel anders.’
‘Onze Proust is speelser en moderner.’
Maait deze heruitgave niet het gras weg voor jullie voeten?
‘Ik ben tamelijk pessimistisch. Mijn kompaan Martin de Haan is wat wilskrachtiger, voluntaristischer; hij gelooft dat we het nodige geld kunnen inzamelen. Binnenkort organiseren we nog eens een bijeenkomst om sponsors te vinden, maar ik vrees dat het Nederlandse taalgebied niet groot genoeg is om al een nieuwe integrale vertaling op de markt te kunnen brengen.’
‘Swanns kant op had nochtans succes – er kwam een tweede druk en er werden zo’n 3.000 exemplaren verkocht.’
‘Natuurlijk speelt ook de concurrentie tussen de uitgeverijen. Toen onze vertaling van het eerste deel verscheen, dreigde De Bezige Bij haar marktaandeel te verliezen. Daarom hebben ze werk gemaakt van een nieuwe editie van de vertaling van Cornips en hebben ze die door anderen laten completeren. Dat is volkomen legitiem en begrijpelijk.’
Als u toch het nodige geld vindt, hoeveel tijd hebt u dan nodig om de hele Proust te vertalen?
‘Ik reken op nog eens twintig jaar. We doen het met zijn tweeën, dat is heel arbeidsintensief. Martin is nog jonger, maar ik ben 59 en ik weet niet of ik dat gedaan krijg. La vie est trop courte; Proust est trop long, zei Anatole France.’ (Peter Jacobs)
Lees ook blz. L1213