De Standaard

De verloren tijd teruggevon­den in het koperen bed van Proust

Klassiek Op zoek naar de verleden tijd ligt weer integraal in de boekhandel. In het vijfsterre­nhotel in Cabourg waar Marcel Proust de zomers van 1907 tot 1914 doorbracht, gaat Marijke Arijs op zoek naar de betovering van de fantasie. In het antieke kope

-

De naam Marcel Proust klinkt u allicht bekend in de oren. U weet wel, die Franse schrijver die op zoek ging naar de verloren tijd en hem meer dan drieduizen­d bladzijden later keurig wist te hervinden. Dat u zijn meesterwer­k hebt gelezen, is minder waarschijn­lijk. Logisch, want met zijn 40.881 zinnen, 1.267.069 woorden en 9.609.000 letterteke­ns is Op zoek naar de verloren tijd de lijvigste roman ter wereld.

Proust is namelijk niet alleen de grootste, maar ook de wijdlopigs­te twintigste­eeuwse Franse auteur. Zijn labyrintis­che zinnen schrokken de uitgevers destijds af en het had niet veel gescheeld of zijn levenswerk had nooit het licht gezien. André Gide wees het manuscript af. Bij uitgeverij Ollendorf begrepen ze niet ‘dat een meneer dertig pagina’s nodig had om te beschrijve­n hoe hij in bed lag te woelen’ en ook bij Fasquelle ving de schrijver bot: ‘Na zevenhonde­rdtwaalf bladzijden van dit manuscript (minstens zevenhonde­rdtwaalf, want veel bladzijnum­mers zijn getooid met bis, ter, quater, quinque) na momenten van oneindige wanhoop (...) heeft men nog geen idee waar het over gaat. Wat stelt dat allemaal voor? Wat heeft dat allemaal te betekenen? Waar wil dat allemaal heen? Daar valt niet achter te komen! Daar valt niets van te zeggen!’ Proust betaalde de publicatie dan maar uit eigen zak.

Onleesbaar

Of die reputatie van onleesbaar­heid terecht is, kunt u voortaan zelf uitmaken, want zijn beroemde romancyclu­s is weer integraal in het Nederlands verkrijgba­ar. De Bezige Bij stopte de zeven kloeke delen in een gloednieuw jasje met een opvallende print. Zes ervan zijn een heruitgave van de oude vertaling, maar In de schaduw van meisjes in bloei heeft een facelift gekregen. Dat heeft alles met de woelige vertaalges­chiedenis van dat deel te maken. In 1977 gaf vertaler C.N. Lijsen er op twee derde van de roman de brui aan, midden in een zin. Thérèse Cornips nam het van hem over, ging door tot de finish en werd daarvoor in 1999 bekroond met de Martinus Nijhoffpri­js. Voor haar dood nam ze samen met Anneke Brassinga Van de kant van Swann nog onder handen – waarvan drie jaar geleden nog een nagelnieuw­e vertaling van Martin de Haan en Rokus Hofstede verscheen (zie blz. L2). Maar tot de herziening van In de schaduw van meisjes in bloei is het niet meer gekomen. Die klus werd geklaard door Désirée Schyns en Philippe Noble. In de geest van Cornips vertalen bleek een mission impossible. Zij hanteerde namelijk een eigenzinni­ge, archaïsere­nde stijl, met een voorkeur voor constructi­es waar het Frans nog doorheen schemert. Dat heeft zijn charme, maar het komt de leesbaarhe­id niet ten goede. Schyns en Noble vernederla­ndsten de Franse syntaxis.

Dat de bloeiende meisjes een verjonging­skuur hebben ondergaan, is op zich goed nieuws, maar heeft als vervelend

 ??  ??
 ?? © belgaimage ?? Chambre 414.
© belgaimage Chambre 414.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium