De Clercq heeft zijn sjerp, maar tegen een stevige prijs
Nu ook de Gentse sjerp eindelijk binnen is, mag Open VLD zich weer zonder gêne een stadspartij noemen. Wat drijft de hippe homo urbanus in de armen van blauw?
BRUSSEL I ‘De lat laag leggen kan iedereen. Dat onze voorzitster dat uitdrukkelijk niet gedaan heeft, is typisch voor Gwendolyn en siert haar. Er is niets mis met ambitie, toch? En: ze heeft het gedaan ook.’
Open VLD heeft allesbehalve een blauwtje gelopen op 14 oktober: in Mechelen en Kortrijk houden de liberalen de sjerp, in Oostende en Gent veroveren ze hem en in tien van de dertien centrumsteden besturen ze mee (zie hiernaast). Ook kleinere steden als Oudenaarde, Ieper of Diest kleuren blauw. Dé kroon op het werk is Ruttens eigen Aarschot. De partij is zot van glorie, want ‘de stad is dé bakermat van het liberalisme’.
Ja, er zijn ook steden waar de partij het niet goed doet. Antwerpen blijft een zorgenkind, in Aalst scoorde JeanJacques De Gucht zwaar onder de verwachtingen en in Leuven was het ronduit slecht. Maar de rode draad is dat Open VLD er klaarblijkelijk in slaagt om een (nieuwe) stedelijkheid te capteren en breder te rekruteren dan de middenstanders en de young urban professionals (yuppies). Hoe komt het dat de partij is uitgegroeid van urbane figurant tot ‘squad van ’t stad’?
1. ‘Mirakelvoorzitter’
De ‘guts van Gwendolyn’ zijn intussen legendarisch. Toen Rutten haar partij in 2014 tegelijk in twee regeringen blufte, bombardeerde Kamerlid Vincent Van Quickenborne haar tot ‘mirakelvoorzitter’. De ministerwissel TurtelboomTommelein, het hoge spel in verschillende dossiers, de lancering van Philippe De Backer en sinds vrijdag ook van Lydia
Peeters: Rutten durft risico’s te nemen. Onderweg vallen er telkens slachtoffers – in een partij van prima donna’s voelen velen zich uitverkoren als er postjes in het vizier komen – en krijgt de geloofwaardigheid al eens een knauw, maar het moet gezegd: haar doortastende strategie loont.
Ook voor de lokale stembusslag legde ze de lat hoog: in navolging van Van Quickenborne – hij weer – durfde Rutten tijdens de campagne vier sjerpen tot doel te verheffen. Ze deed het in Mechelen, tijdens een fietstocht met alle kopstukken waar het zelfvertrouwen vanaf droop.
Ruttens lef heeft zich als een olievlek verspreid binnen de partij. ‘Ze kan mensen motiveren’, zegt Kamerlid Carina Van Cauter. ‘Zij en niemand anders is echt de bewaker van de liberale lijn, én ze kan die lijn vertalen naar de Dorpstraat.’ ‘Ze heeft weer rust en eendracht gebracht in de partij’, vult Van Quickenborne aan. ‘Natuurlijk is niet alles rozengeur en maneschijn, maar we zijn niet meer de kibbelende slangenkuil vol grote ego’s. Rutten slaagt er als geen ander in om anderen te laten scoren.’
Gaandeweg zijn de meeste opstoten van interne tegenstand verstomd, de Aarschotse wordt breed gedragen en de verkiezingsuitslag heeft haar positie alleen maar versterkt. In 2020 loopt haar tweede termijn als voorzitster af, maar een derde termijn sluit ze niet uit.
2. Partij van positivo’s
Behalve lef speelt ook de heel bewuste keuze voor positivisme
een rol. Optimism is a liberal
duty, in de Melsensstraat gaat het steevast over ‘goesting’, ‘vleugels’, ‘vooruitgangsoptimisme’ of PIP’s (positief ingestelde personen). Met die houding probeert de partij zich te onderscheiden van de kemphanen CD&V en NVA.
‘Mensen snákken naar positivisme’, stelt de Mechelse burgemeester Bart Somers vast. ‘Ik voel het op straat, hoor het van de mensen, merk het aan het aantal keren dat ik gevraagd word om te speken: onze boodschap slaat aan.’ In een stad, waar immigranten bij bosjes aanspoelen, telt bij uitstek je toekomst meer dan je afkomst. Het burgerschap wordt individueel beleefd: elke stedeling, waar hij ook vandaan komt, kan zich in (en soms ook dankzij) zijn stad ontknechten. Stadslucht maakt vrij.
‘Het is belangrijk dat niet alles in het teken staat van jezelf of je eigen groep, maar ook in het teken van de stad’, aldus Tommelein. Tommelein en Somers kunnen dat als geen ander verkopen: de blauwe tenoren hebben allebei een verleden als woordvoerder. Soms zit het hem in zulke details.
3. Mechels model
Somers zélf blijkt ook een belangrijke factor in de stedelijke remonte. ‘We hebben in Mechelen een grondstroom aangeboord, van liberalen die positief en inclusief in het leven staan, die diversiteit als een rijkdom zien’, legt de populaire burgemeester uit. ‘We richten ons tot alle stedelingen. Het beste bewijs is dat ik ook in de kansarme wijken de hoogste score van alle lijsttrekkers haalde. Ons Mechels voorbeeld heeft blijkbaar aanstekelijk gewerkt.’
Wat met de ‘donkerblauwe’ vleugel die de superdiverse samenleving níét spontaan omarmt? Die zijn er ook nog, luidt het, maar de lichtblauwen drijven boven. Een en ander heeft te maken met een generatiewissel. De veertigers die vandaag de boventoon voeren – Rutten zelf, Alexander De Croo, Somers en Tommelein – profileren zichzelf als sociaal liberalen. Het leidt intern wel eens tot spanningen, maar extern veel minder dan vroeger.
Vincent Van Quickenborne geeft toe dat de partij een stuk opgeschoven is naar links. ‘In een gepolariseerde samenleving wordt het midden interessanter, maar in tegenstelling tot CD&V durven wij wél uitgesproken keuzes te maken. We zijn geëvolueerd naar een progressieve centrumpartij. Als burgemeester heb ik zelf ook een evolutie doorgemaakt: de functie maakt dat je spontaan meer verbindend denkt. We zijn bruggenbouwers geworden.’ Bruggenbouwers, maar geen softies, klinkt het nog. ‘We zullen altijd ons verhaal blijven vertellen van rechten én plichten, van vrijheid én verantwoordelijkheid.’
Het Mechelse model beperkt zich niet tot het identiteitsvraagstuk. Het is een integrale aanpak van veiligheid en mobiliteit waarbij resoluut wordt gekozen voor autoluwe centra. De tijd dat Open VLD’ers spontaan geassocieerd werden met dure Duitse bolides, ligt al een tijdje achter ons. Tegenwoordig nemen ze al eens de fiets of de deelstep. ‘De toekomst van het liberalisme is stedelijk en de toekomst van de stad liberaal’, stelt Somers.
Behalve Open VLD slaagt vooral Groen erin te scoren in de steden. Beide partijen lijken steeds meer elkaars natuurlijke partner, in de buik van de liberalen is Groen niet meer de geitenwollensokkenpartij van vroeger en omgekeerd charmeert de liberale durf op het vlak van bijvoorbeeld hernieuwbare energie. Bart Somers kan het alleen maar aanbevelen. ‘Feit is dat we in Mechelen samen in staat zijn tot creatieve oplossingen. Ik zie Groen niet als een tegenstander, maar als een bondgenoot.’
Nu, het is natuurlijk niet omdat een partij lokaal goed scoort, dat ze ook op een hoger niveau met de hoofdvogel gaat lopen, daar kan CD&V over getuigen.
‘We zijn geëvolueerd naar een progressieve centrumpartij. In een gepolariseerde samenleving wordt het midden interessanter, maar in tegenstelling tot CD&V durven wij wél uitgesproken keuzes te maken’
VINCENT VAN QUICKENBORNE
Burgemeester Kortrijk