Wil vieren
rol van het Servische leger in de Joegoslavische oorlogen van de jaren 90 werden de oefeningen met onbegrip gadegeslagen in de buurlanden.
De EU in het klein
Enkele dagen geleden werd in Novi Sad, de hoofdstad van de autonome regio Vojvodina in het noorden van Servië, een nieuw ruiterstandbeeld onthuld van koning Petar ‘de bevrijder’. Dat gebeurde ter gelegenheid van het eeuwfeest van de eenmaking van Vojvodina (toen nog Hongaars) en Servië. President Aleksandar Vucic bewierookte de kracht van het Servische volk, dat zich nooit had laten onderwerpen. De Servische regering was ook van plan gezanten af te vaardigen naar Montenegro, om deel te nemen aan een herdenking van de eenmaking van Montenegro en Servië. Maar die werden door de Montenegrijnse regering de toegang tot het land geweigerd. Vanuit het oogpunt van de Montenegrijnen was de eenmaking met Servië in 1918 een ondemocratische en onpatriottische daad die pas met de uitroeping van de onafhankelijkheid van Montenegro in 2006 ongedaan gemaakt werd.
Telkens is Joegoslavië de olifant in de kamer. De boodschap in Servië en de andere Joegoslavische opvolgersstaten is duidelijk. Een twintigste eeuw zonder Joegoslavië was beter geweest voor de nationale ontwikkeling. Zo’n historische blik gaat voorbij aan de emancipatorische en verzoenende kracht die het Joegoslavische idee in zich droeg in de nasleep van beide wereldoorlogen en die vooral tijdens de globale economische bloei in de jaren 60 haar volle potentieel benutte.
Maar de geschiedenis is aan de winnaars. Tito’s Joegoslavië werd soms een Europese Unie in het klein genoemd. Beide herrezen uit de as van een gewelddadig conflict en stelden vooruitgangsoptimisme en gelijkheid in de plaats. Maar beide hebben het ook moeilijk enge nationale interesses het hoofd te bieden. Biedt de getroebleerde herinnering aan Joegoslavië de Europese Unie een spiegel vanuit haar periferie?
Het socialistische Joegoslavië bood een humanere en opener vorm van communisme