HET RECHT OM LASTIGE VRAGEN TE STELLEN
Toen ik, begin deze week, de volgende tekst las op de opiniepagina’s van ‘mijn eigen’ NRC, waande ik me in de jaren zeventig van vorige eeuw. Of misschien ergens in een land in het zuidelijk halfrond dat zich net bevrijd heeft van het juk van een dictatuur. Haal even diep adem en lees mee: ‘In een vrije, democratische samenleving moet de vrijheid van meningsuiting verdedigd worden tegen intimidatie. Dat geldt niet alleen voor de meerderheid. Individuen die tot minderheidsgroepen behoren, hebben evenveel recht op de vrijheid.’ Wat verder: ‘Het onvervreemdbare grondwettelijke recht van spreken is niet gekoppeld aan geslacht, sociale status of huidskleur. De Grondwet geldt voor elke Nederlander.’ En ook: ‘Het vrije woord geldt ook voor zwarte vrouwen die lastige vragen stellen.’ Het manifest is ondertekend door bijna honderd Nederlandse journalisten en columnisten.
Wat vooral opvalt aan dat opiniestuk: niks van wat erin wordt beweerd, is ook maar in de verste verte een nieuwe gedachte. Een argeloze Vlaming die het Nederlandse opinielandschap binnenwandelt en dit stuk bij toeval leest, kan heel erg goed besluiten dat het een totaal overbodige boodschap verdedigt. Het is een open deur, een bijna tot op de draad versleten cliché, een vanzelfsprekendheid die ons met de paplepel is ingegeven. Bladvulling voor een krant in een land als Nederland.
En net daarom is het zo’n schrijnend stuk dat het op maandag 3 december 2018 wel degelijk op de opiniepagina’s moest staan van een van ’s lands belangrijkste kranten.
De onmiddellijke aanleiding was tweevoudig. Enkele dagen eerder had het dagblad Trouw bekendgemaakt dat de zwarte columniste Seada Nourhussen stopt met haar column wegens racistische, haatdragende reacties. Volgens Trouw ‘beperken volgens haar de extreme, negatieve en soms racistische reacties op haar columns de ruimte om het debat op een volwassen en verdiepende manier te voeren’. Hoofdredacteur Cees van der Laan lichtte toe: ‘De druk was voor haar zo groot dat ze niet meer in staat was die column te schrijven.’ Nourhussen zelf voegde eraan toe dat ze te weinig bewustzijn ervoer vanuit de redactie van Trouw voor haar kwetsbare positie als zwarte, vrouwelijke opiniemaker.
Diezelfde week schreef NRCcolumniste Clarice Gargard in onze krant over haar ervaringen als zwarte, vrouwelijke opiniemaker. Bijna 8.000 reacties kreeg ze nadat ze op Facebook haar steun had betuigd aan een antiZwarte Pietdemonstratie. De reacties varieerden van het welbekende ‘ga terug naar je eigen land’ tot ‘zwartjoekel’, ‘ooit word je door de verkeerde op straat in je kont geneukt’ en ‘AK47 erover heen jagen’. Begrijpelijk dat ook Gargard twijfelde of ze haar column wel wil blijven schrijven.
Uitzonderingen? In juli besloot Lamyae Aharouay, een getalenteerde jonge vrouwelijke journaliste aan wie ik in 2016 vroeg om een column te schrijven in onze krant, te stoppen. Ze was ‘uitgeopinieerd’ vond ze zelf. (Overigens een erg opmerkelijke vorm van zelfkennis die bij veel witte columnisten van middelbare leeftijd minder voorkomt.) Maar naar aanleiding van haar afscheid zette Aharouay, die met hoofddoek op de foto bij haar column stond, wat reacties op een rij die ze in de loop van die 2,5 jaar had mogen ontvangen. ‘Weer een stennisschopper met Marokkaanse achtergrond die wit Nederland wil onderdrukken’, was een van de meer vriendelijke omschrijvingen. ‘Lamyae, mag die lippenstift wel van pedo Mo?’, vat beter de teneur samen. Zelf kreeg ik weleens een opzegging van een abonnement omdat de ‘columniste met hoofddoek toont dat de krant geïslamiseerd’ is. O ja: een lezer schreef ook dat ‘uw portret mij stoort’ en dat ik dat ‘niet in overeenstemming kan brengen met uw intelligent proza’. Aharouay werkt intussen vast op onze politieke redactie.
Neen, het gaat niet om een ‘beperkt aantal extremistische opiniemakers, ondersteund en bestreden door een beperkt aantal reaguurders en hooligans’, zoals de socioloog Herman Vuijsje deze week schreef. Het gaat om een omvangrijke groep mensen die niet wil dat het nieuwe Nederland een plaats inneemt in de media. Dat er, ik citeer een hoofdredactioneel commentaar van eerder dit jaar, ‘meer stemmen relevant zijn dan die van de middelbare, witte man, die het in NRC doorgaans voor het zeggen had’, kunnen zij klaarblijkelijk niet velen.
Nog dit: Clarice Gargard, die intussen aangifte deed voor de doodsbedreigingen en haatberichten, schreef dat die niet kwamen van schreeuwende hooligans, maar van ogenschijnlijk keurige Nederlanders die vrolijk met hun gezin op de foto stonden. Het manifest op onze opiniepagina’s, waarmee ik dit stukje begon, verwees naar Martin Luther King, die ooit schreef dat hij niet zozeer de racistische en aartsconservatieve tegenstanders van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging vreesde. ‘Zij hadden hun lelijke gezicht laten zien’, en hij wist waarvoor ze stonden. ‘Nee, het waren de mensen, zo redelijk en zo gematigd, die vooral geen gedoe wilden, die hem maanden dat hij de zaak niet op de spits moest drijven.’ Gewone mensen, met hun hond en gezin op Facebook, die columnisten dood wensen door er AK47’s overheen te jagen.
Een omvangrijke groep mensen wil niet dat het nieuwe Nederland een plaats inneemt in de media