Hoe koloniaal blijft het AfricaMuseum?
Bambi Ceuppens werkt elke dag in het bekendste en meest controversiële museum van België, Toma Muteba Luntumbue wil er nooit meer komen. Hij vindt het museum tegelijk koloniaal en politiek correct. ‘Ik wil een museum dat niet bang is om het woord “neger” te tonen.’
WOUTER WOUSSEN FOTO’S JIMMY KETS
Toma Muteba Luntumbue laat zich niet overtuigen om nog een voet in het Africa Museum van Tervuren zetten. ‘Ik koester geen haat voor de mensen die hier werken. Ik heb hier zelfs vrienden, maar ik heb ingezien dat dit altijd een koloniaal instituut zal blijven.’
Per uitzondering is de kunsthistoricus naar het administratieve gebouw naast het museum gekomen, voor een gesprek met de wetenschappelijk commissaris humane en sociale wetenschappen, Bambi Ceuppens, een van zijn vrienden binnen het instituut dat hij verfoeit. ‘Ze zullen het hier niet graag horen,’ kondigt hij aan, ‘maar ik vind dat Afrikaans erfgoed terug naar Afrika moet.’ Ceuppens: ‘We zijn daar al mee bezig. Binnenkort vertrekken er enkele werken naar een museum in Dakar.’
Luntumbue: ‘In bruikleen zeker?’ Ceuppens: ‘Dat is wat dat museum ge vraagd heeft.’
Hoe staat het AfricaMuseum tegenover de restitutie van erfgoed naar de landen waar het vandaan komt?
Ceuppens: ‘Daar is een grote bereidheid toe. De minister van Buitenlandse Zaken, Didier Reynders (MR), heeft dat al gezegd. De staatssecretaris voor Wetenschaps beleid, Zuhal Demir (NVA), wil daarover een werkgroep oprichten. In maart organi seert de Unesco er een workshop over in Kinshasa.’ Is er in Congo een geschikt museum?
Luntumbue: ‘Zulke argumenten worden altijd opgeworpen. In de tijd van Mobutu heeft dit museum een klein aantal voorwerpen teruggegeven, waarvan er daarna enkele gestolen zijn. Dat werd sindsdien als een excuus gebruikt, terwijl er in Tervuren ook al werken gestolen zijn. Vandaag is de chaos in Congo te groot of zouden er geen musea zijn. Dat is kwetsend en vals.’
Ceuppens: ‘Natuurlijk zijn er musea in Congo. In Kinshasa is er een museum van actuele kunst. Dat heeft zelfs Brussel niet. President Kabila heeft al aangekondigd dat hij een restitutie zal vragen voor een museum dat binnenkort opent in Kinshasa. We zullen zien.’ Moet de hele collectie terug naar waar ze vandaan komt?
Luntumbue: ‘Ik denk dat er een totale restitutie moet gebeuren. Dat erfgoed behoort toe aan de Congolezen.’
In België zijn ook Congolezen. Als het ook hen toebehoort, willen ze dat erfgoed mis schien graag in Brussel bekijken? Luntumbue: ‘In Congo zijn er tachtig miljoen Congolezen. Zodra die werken terug gegeven zijn, kunnen ze altijd uitgeleend worden aan België. Misschien kan een Belgisch museum dan eens een Rubens, Van Eyck of Magritte uitlenen aan Kinshasa.’
Ceuppens: ‘De collectie is zo groot dat we de helft kunnen afstaan zonder iets te mis sen. In het hele museum wordt niet één procent tentoongesteld.’ Racistisch idee
Een gemakkelijk gesprek wordt het niet. Hij neemt gretig het woord en praat door tot hij onderbroken wordt. Zij antwoordt, in haar eigen bureau, met het geduld van iemand die weet dat er morgen ook nog naar haar geluisterd zal worden. Ooit hebt u wellicht in dit museum geloofd. In 2000 hebt u hier nog een tentoonstelling helpen te organiseren. Luntumbue: ‘Men had mij gevraagd om enkele Afrikaanse actuele kunstenaars uit te nodigen. Omdat ik dat een racistisch idee vond, heb ik acht artiesten van diverse hori zonten uitgenodigd en vier Belgen. Die ten toonstelling, Exitcongomuseum, die ik samen met Robert Wastiau heb georganiseerd, was de aanzet voor het debat over de
mentaliteitsverandering van dit museum. Ze leidde ook tot een parlementaire vraag. Binnen het museum heerste er een grote vijandigheid tegenover.’ Toch bent u daarna nog uitgenodigd voor een consultatie over de renovatie. Was de sfeer toen ook vijandig?
Luntumbue: ‘Eerder defensief. De gesprekken waren soms gespierd. Samen met vijf andere experts ben ik hier uitgenodigd op voordracht van de Comraf, een orgaan dat een groep Afrikaanse verenigingen bij het museum vertegenwoordigt. Achteraf had ik het gevoel dat het nooit de bedoeling was om ernstig rekening te houden met onze suggesties. Ik denk dat de Afrikaanse diaspora betere projecten verdient dan dit museum.’ Mevrouw Ceuppens, hebt u hier ooit vijandigheid ontmoet?
Ceuppens: ‘Integendeel. Toen ik hier in 2007 aankwam, had ik nooit gedacht dat ik tien jaar later wetenschappelijk commissaris van de permanente tentoonstelling zou zijn. Ik heb in dit instituut meer kansen gekregen dan waar ook. Ik heb mijn doctoraat behaald in het Verenigd Koninkrijk, gedoceerd aan drie Britse universiteiten en in Gent, onderzoek gedaan in Gent en in Leuven. Overal heb ik meer racisme ervaren dan hier. Toen ik in Leuven voorstelde om onderzoek te doen naar de Afrikaanse diaspora in België, was er geen interesse. Wie migratie onderzocht, keek naar Marokkanen en Turken. Afrikanen werden alleen bestudeerd als ze nog in Afrika leefden. Maar hier mocht ik meteen met mijn onderzoek beginnen.’
Begrijpt u de beslissing van de heer Luntumbue om hier nooit meer een voet binnen te zetten?
Ceuppens: ‘Ik vind ze bizar en jammer. We hadden over de nieuwe tentoonstelling kunnen praten, maar hij heeft ze niet gezien. Ik vind het ook jammer omdat ik de discussies met zijn groep zeer verrijkend vond, al deelde ik niet al hun ideeën.’ Had die groep niet meer kunnen bereiken als hij in dialoog was gebleven met het museum?
Luntumbue: ‘Het bleek onbegonnen werk. Dit museum kan niet gedekoloniseerd worden. Het kolonialisme is een chronische ziekte die een levenslange behandeling vraagt. Het kolonialisme doet aan geschiedvervalsing, terwijl de feiten zich voltrekken: plots komt iemand grenzen trekken, mensen indelen in stammen, gewoontes afschaffen, een cultuur opleggen. Veel geografische, etnografische, kunsthistorische kennis in dit instituut bouwt voort op dat soort arbitraire grenzen en onderscheiden. Je kunt overal verklarende bordjes hangen, maar de totale vervalsing blijft te groot. Hoe kan een wetenschapper van dit instituut een ware geschiedenis van Congo vertellen?’
Ceuppens: ‘Dat de kolonisatie de werkelijkheid vervalst heeft, is geen mening, maar een feit. Maar wanneer je zegt dat iemand de ware geschiedenis van Congo niet
‘Je kunt overal verklarende bordjes hangen, maar de totale vervalsing blijft te groot. Dit museum valt niet te dekoloniseren’
TOMA LUNTUMBUE
Kunsthistoricus
kan vertellen, ga je ervan uit dat er een “ware geschiedenis” bestaat. Dat is een fou te veronderstelling. Wetenschap gebeurt altijd vanuit een perspectief. De enige voor zorg die je daarbij kunt nemen, is expliciet zijn over je perspectief.’ Is dat wat het museum doet? Ceuppens: ‘Dat is wat het museum probeert.’
Toma: ‘Wanneer een Belgische antropo loog een paar weken naar Congo gaat, redu ceert hij de werkelijkheid die hij probeert te beschrijven. Het Congo van mijn ouders is niet hetzelfde als het Congo van dit mu seum. Waarom zou een Belgisch museum ook proberen om Congo te beschrijven?’
Ceuppens: ‘Omdat dit museum zich in België bevindt.’
Luntumbue: ‘Waarom staat hier een mu seum dat tegelijk over cultuur, godsdienst, geschiedenis, geologie, aardrijkskunde en biologie gaat, telkens over hetzelfde deel van Afrika dat ooit door België is gekoloni seerd? Waarom gebeurt het nooit omgekeerd? Stel je voor dat in Afrika zo’n encyclopedisch museum over Europa gemaakt wordt. Dat streven is toch archaïsch en koloniaal?’
Ceuppens: ‘Dat we verschillende disciplines combineren om een verhaal te vertellen, is helemaal niet archaïsch. Dat zie je ook in het vernieuwde Rijksmuseum van Amsterdam, waar de bezoeker niet meer louter een selectie meesterwerken te zien krijgt, maar ook de historische context waarin ze zijn gemaakt. Er bestaat overigens wel zo’n museum over Europa, in Japan.’
Luntumbue: ‘Dan nog is het een ouderwets idee om op een krampachtige manier vast te houden aan een eigen collectie. Er zijn etnografische musea van Portugal tot Zweden die daar juist van afstappen.’
Ceuppens: ‘Het verspreiden van collecties over verschillende musea heeft ook een belangrijk nadeel: het kan geïnterpreteerd worden als een manier om het koloniale verleden dat tot de creatie van die collecties heeft geleid te verdoezelen.’ Klopt het dat u tijdens de consultaties ge zegd hebt dat het heropende museum nog slechter zal zijn dan het in 1908 was? Luntumbue: ‘Ik heb gezegd dat het in 1908 tenminste een duidelijk project had. Nu probeert het angstvallig om niemand voor het hoofd te stoten, waardoor uiteindelijk ook niemand tevreden is. Ik zou het mu seum veel verontrustender maken.’
Ceuppens: ‘Er is niet één museum in België dat zoveel emotie losweekt als dit. Door alle discussie die er geweest is, is dit het bekendste museum van België. Je kunt niet voor iedereen goed doen. Sommigen zeg gen dat we te kritisch zijn voor het kolonia le verleden. Anderen zeggen dat we niet kri tisch genoeg zijn. De directeur van het mu seum, Guido Gryseels, kon van bij het begin van de renovatie een duidelijke visie op ta fel leggen en zeggen: zo zal de nieuwe ten toonstelling eruitzien. Hij kon ook het team vrijheid geven, externen consulteren en ge zamenlijk tot een resultaat komen. Hij heeft de tweede optie gekozen. Dat kan heel frustrerend zijn. Ik heb heel hard aange drongen om een zaal over racisme in te richten, maar die is er niet gekomen. Een tentoonstelling bedenk je niet alleen, ik kan daarmee leven.’ Moet je niet gewoon veel geduld hebben als je een mentaliteit wilt veranderen? Luntumbue: ‘Ik denk dat ik de weerstand heb onderschat. Het museumgebouw, dat negentiendeeeuwse koloniale paleis waaraan niets mag veranderen, is een te grote beperking op wat je hier kunt doen. Bovendien heb je het monopolie dat deze instel ling behoudt op wat er uiteindelijk getoond wordt. Je moet geen externen consulteren als je niet bereid bent naar hen te luisteren.’
Ceuppens: ‘Ik begrijp dat de macht onge lijk verdeeld is als je hier als extern expert wordt geconsulteerd. Maar wellicht is het ook geen ideale situatie als het museum zijn adviseurs in dienst neemt. Toen ik hier werd aangeworven, maakte men weleens de grap dat ik omgekocht werd, omdat ik te kritisch was, maar ik ondervind geen enke le druk. Ik geniet academische vrijheid. Als ik een eigen idee wil uitwerken, kan ik dat altijd doen in mijn publicaties. Bovendien ben ik vastbenoemd. Om ontslagen te wor den, zou ik zowat moeten proberen om de directeur te vermoorden.’ Als u zegt dat het museum verontrustender moet worden, wat bedoelt u daarmee? Luntumbue: ‘We hebben musea nodig die aangepast zijn aan de tijd waarin we leven. Die tijd is verontrustend. De samenleving is nog nooit zo open geweest, maar tegelijk zien we terrorisme, toenemend nationalis me, racisme. Ik vind dat de Afrikaanse dias pora tot nu toe heel constructief is geweest. Ik zal dat blijven, maar niet iedereen is zoals ik. Er zijn in Europa dodelijke aanslagen geweest omdat een paar mensen karikatu ren getekend hadden. Met een gemakkelijk antwoord zullen we er niet meer komen. Een museum moet mensen doen nadenken. Ik wil het de bezoekers ongemakkelijk ma ken, zoals het Apartheid Museum in Johan nesburg, waar ze aan de ingang op uiterlij ke kenmerken worden gesorteerd in “blan kes” en “nieblankes”. Ik wil geen museum dat mij zekerheden geeft, maar een muse um dat mij verrast.’ U verwijt het museum dat het ‘uit politieke correctheid’ niet overlegd heeft met de oud kolonialen, zoals het dat met de Afrikaanse organisaties uitdrukkelijk wel heeft gedaan. Wat bedoelt u daarmee? Luntumbue: ‘Ik denk dat het museum bang is dat het te veel opvattingen deelt met de oudkolonialen. Politieke correctheid is angst. Wie een tentoonstelling maakt, mag niet bang zijn. Een wetenschapper van dit museum vroeg mij onlangs wat ik ervan vind als het woord “neger” te zien is in een oude tekst. Ik wil een museum bezoeken dat durft te tonen dat dat woord gebruikt werd en wordt.’
Ceuppens: ‘Het museum censureert geen geciteerde teksten of interviews. Een paar maanden geleden is een vrij steriele publie ke discussie ontstaan rond een intern docu ment over woordgebruik in de permanente tentoonstelling. Daar staat bijvoorbeeld in dat we in de zaalteksten niet spreken over “stammen”, wat een koloniaal bedenksel is, maar over “volkeren”. Wanneer in de zaal een filmpje speelt waarin iemand zou zeggen dat hij tot een bepaalde stam behoort, gaan we de opname niet onderbreken om die persoon erop te wijzen dat dat woord in
de hedendaagse antropologie niet meer wordt gebruikt. We waken over ons taalgebruik, maar censureren geen bronnen. Wij doen aan wetenschap, niet aan politieke correctheid.’ Leven we in een tijd van toenemend racisme?
Luntumbue: ‘De minderheden zwijgen niet langer. De samenleving wordt opener, maar er is ook een tegenbeweging. Je moet de reacties eens lezen op de Franse bereidheid om Afrikaans erfgoed terug te geven: “Dat zij dan de ziekenhuizen teruggeven, de scholen, de infrastructuur.” Het kolonialisme wordt verdedigd door mensen die met moeite twintig jaar oud zijn. In de Europese landen die tot nu toe genereus waren voor migranten, wint een antimigratiediscours terrein. Elke kans op een dialoog moet aangegrepen worden. Maar het moet een echte dialoog zijn.’
Ceuppens: ‘De haat neemt toe. Niet alleen het racisme, maar ook vrouwenhaat of homofobie. Dat dat ook bij jongeren gebeurt, is zorgelijk. Er is een groep die zich bedreigd voelt in zijn blanke, mannelijke identiteit. Ik heb zelfs aan de directeur gevraagd of we erop voorbereid zijn dat bezoekers “handjes kappen, de Congo is van ons” komen zingen tijdens de feestelijke opening. Ik sluit ook niet uit dat er acties komen vanuit de Afrikaanse diaspora.’ Bent u niet bang dat u die polarisering versterkt door u zo sterk tegen dit museum af te zetten?
Luntumbue: ‘Ik kan niet liegen over hoe ik de samenwerking heb ervaren. Ik heb het gevoel dat de diaspora door dit museum gebruikt is als een excuus om niet echt te moeten veranderen. We werden geknuffeld door een wurgslang. Maar ik ben open van geest. Ik ben niet radicaal. Ik denk alleen dat er andere, meer hedendaagse instellingen zijn om mijn visie te realiseren.’
Ceuppens: ‘Niets houdt de Afrikaanse diaspora tegen om zelf een vzw op te richten die de Afrikaanse diaspora vertegenwoordigt en een dialoog aangaat met de Belgische musea. In Nederland is dat gebeurd met een organisatie die Decolonise the Museum heet. Het museum zal intussen blijven evolueren, want het is niet de bedoeling dat de permanente tentoonstelling eeuwig dezelfde zal blijven, zoals vroeger wel het geval was. Ik zie de heropening als het begin van de dekolonisering, niet als een eindresultaat.’
‘Niet iedereen is zo constructief als ik. Er zijn in Europa dodelijke aanslagen geweest omdat een paar mensen karikaturen getekend hadden’ TOMA MUTEBA LUNTUMBUE Kunsthistoricus
‘Ik heb hard aangedrongen op een zaal over racisme, maar die is er niet gekomen. Een expo bedenk je niet alleen, ik kan daarmee leven’ BAMBI CEUPPENS
Wetenschappelijk commissaris AfricaMuseum