De Standaard

Een hoofdzonde

- Is muzikant en theatermak­er. Als Nele Needs A Holiday doet ze verwoede pogingen om wereldbero­emd te worden. Ze schrijft een tweewekeli­jkse column, telkens aan de hand van één of meerdere nummers. Vandaag is dat ‘I am a rock’ van Simon and Garfunkel.

Zo heeft mijn lief een beste vriendin. Ze zitten samen op kot, want een appartemen­t kun je het niet noemen en zeggen dat ze samenwonen gaat mij een brug te ver. Ze heeft een unisex roepnaam en kort haar. Laten we aannemen dat ze Sam heet, het is in elk geval iets in die trant. Je ziet het zo voor je. Een tomboy. Een coole chick. Zo’n meisje dat alle jongens leuk vinden omdat ze nooit huilt of iets maakt dat dan drama wordt genoemd.

Sam en mijn lief werken daarenbove­n ook samen. Een artistiek duo dat hippe Amsterdams­e feestjes opvrolijkt met visuals en dat tot een uur of vier ’s nachts. Sam en mijn lief maken tijdens het werken menige middernach­telijke selfie met een biertje in de hand. Het ziet er heel plezant uit. Ik zag het allemaal, op de Facebook van mijn lief waar ik uiteraard nooit naar kijk en al helemaal niet huilend op een zaterdagav­ond helemaal alleen.

Soms kom ik een weekend bij mijn lief op bezoek. We hebben een internatio­nale latrelatie, dus dat heeft wel wat voeten en een drie uur durende busrit in de aarde. Dan kan het al eens voorkomen dat ik om elf uur ’s avonds moe ben. Ik ga slapen, zeg ik dan, en probeer achteloos te klinken, waarop ik nog twee uur in bed lig te woelen terwijl ik Sam en mijn lief gezellig hoor keuvelen op het balkon boven een paar pinten en een joint. Haast onhoorbaar fluister ik. ‘Liefje, kom naar bed. Kom alsjeblief­t naar bed.’ Ik sla mijn armen rond een gigantisch­e knuffelbee­r die ook in dat bed ligt. Cadeautje van Sam.

Sam is acht jaar jonger dan ik. Ze wordt nooit moe om elf uur ’s avonds. Ze staat altijd klaar voor een leuke conversati­e die nergens over gaat. Toogpraat in de woonkamer tot laat in de nacht, en

’s morgens een eitje dat mijn lief voor haar bakt. Lekker. Wat een lieve jongen, mijn lief.

Laatst hadden we een gesprek. Ik woon tegenwoord­ig in Brussel, hij in Amsterdam. We zijn een jaar samen, en de busmaatsch­appij heeft genoeg geld aan ons verdiend. Misschien moeten we wat dichter bij elkaar gaan wonen. In hetzelfde huis, bijvoorbee­ld. Maar waar dan? Brusterdam of Amsterusse­l? Het allereerst­e wat mijn lief zei, is dat hij het liefst dicht in de buurt van Sam blijft wonen. Ik heb geslikt, mij vijf minuten lang goed gehouden, en toen ben ik op de wc een potje gaan wenen.

Mijn hele leven lang, in kerken en magazines, vernam ik dat jaloezie een hoofdzonde is, of toch in elk geval niet sexy. Vertrouwen is belangrijk en liefde kan niet gekooid worden – dat soort dingen lees je dan, op de achterkant van theezakjes en in onpersoonl­ijke horoscopen. Bovendien heb ik me genoeg in feministis­che literatuur verdiept om te weten dat je een andere vrouw zo veel mogelijk licht in de ogen moet gunnen. Vrijheid, blijheid, allemaal naakt de fiets op!

Ik ontplof nog liever dan te bekennen dat ik jaloers ben. Niemand wil de hebberige vriendin zijn, de slechterik, de pretbederv­er. Jarenlang zal ik scheldwoor­den brullen in de zetel bij mijn therapeut vooraleer ik aan mijn lief toegeef dat ik er moeite mee heb hem te delen. Ik zal hard, heel hard werken aan mezelf. Ik zal oefenen, in mijn handen knijpen tot ik een steen word. ‘I am a rock. A rock feels no pain’. Misschien moet ik mijn haar ook eens knippen. Zo’n korte coupe zou me vast goed staan. Misschien moet ik dan ook meteen een ander brein nemen.

Aan de telefoon nodigt mijn lief mij uit op het kerstfeest bij zijn familie. Ik kan wel huilen van geluk. Bevestigin­g! Met mijn hand in de zijne zal ik aan zijn moeder worden voorgestel­d. Ik ben de prinses, niet de slechterik! Sam gaat ook mee, zegt mijn lief. Gezellig, hè. Sam gaat ieder jaar mee met Kerstmis, zijn familie is erg op haar gesteld.

Ik zeg niets. Ik kan niet. Ik ben net ontploft. Mijn mond ligt onder de kast. Mijn tenen vlogen het raam uit. Mijn hersenen hangen aan de luster. Over een stoel hangt een stukje dunne darm. Mijn ogen rollen traag de trap af.

Ik ontplof nog liever dan te bekennen dat ik jaloers ben

Nele Van den Broeck

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium