Herkansing voor de Britten
Het puin in Europa was nog niet helemaal geruimd toen Robert Schuman op 9 mei 1950 zijn plan bekendmaakte voor de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal. Frankrijk en Duitsland zouden voortaan hun zware industrie onder controle brengen van een gemeenschappelijke Europese autoriteit. De hoop was dat oorlog tussen die twee landen, en dus in Europa, ondenkbaar zou worden. De Duitsers kropen uit hun verdomhoekje en vonden het een prachtig idee. Italië, Nederland, België en Luxemburg sloten zich erbij aan. De basis voor een toekomstige Europese Unie was gelegd. Nu Engeland nog.
De volgende dag vloog Schuman naar Londen om GrootBrittannië uit te nodigen om mee te doen. De Britten, toen op het toppunt van hun prestige, zouden wellicht zelfs leiding kunnen geven aan dit Europese project. De Britse reactie was een mengeling van gruwel en dedain. Het zou gaan om een typisch achterbaks Frans complot om de pragmatische Engelsen te verwikkelen in een volstrekt dwaze onderneming. Het Verenigd Koninkrijk had toen een socialistische regering. Voor de socialisten was het ondenkbaar dat zij controle over hun belangrijkste industrieën zouden delen met liberale staten in Europa.
Bovendien was het Verenigd Koninkrijk een wereldmacht met een enorm imperium. De socialisten konden zich niet voorstellen dat zij deel zouden kunnen uitmaken van een benauwde Europese club, de conservatieven evenmin. Dat de continentale landen samen verder wilden, dat was hun zaak. Maar de Britten waren gewend de wereld te besturen, en dat zouden zij blijven doen in samenwerking met de Engelssprekende landen van het Commonwealth en de Verenigde Staten.
Een tikkeltje superieur
Het is achteraf gemakkelijk om de Britten te veroordelen voor de verwaande manier waarop zij toen de boot hebben gemist. Maar helemaal onbegrijpelijk was hun houding niet. Het waren tenslotte de Britten die tien jaar eerder alleen stand hadden gehouden tegenover het Derde Rijk, toen bijna alle landen van Europa zich hadden overgegeven aan de Duitsers. De Britten hadden WestEuropa bevrijd, samen met de Amerikanen en de Canadezen. Zij hadden een reden om zich een tikkeltje superieur te voelen.
Maar nu de Brexit de Britse samenleving ontwricht, is het treurig om vast te stellen dat de Britse argumenten tegen ‘Europa’ niet zijn veranderd sinds 1950. Jeremy Corbyns partijideologen zien de EU nog steeds als een kapitalistische samenzwering om het socialisme te ondermijnen. De hoofden van rechtse aanhangers van de Brexit worden nog steeds beneveld door de droom van het Verenigd Koninkrijk als een wereldrijk dat zich in niets door Europa moet laten belemmeren. En dan heb je de Engelse nationalisten die meer brood zien in de special relationship met de VS.
Helaas voor de Britten is er veel veranderd sinds 1950. Het imperium bestaat niet meer. De Commonwealth is een romantisch overblijfsel uit het verleden dat buiten wat kleurrijke monarchistische rituelen niet veel meer om het lijf heeft. En de relatie met de VS is voor sommige Engelsen misschien speciaal, maar niet veel Amerikanen delen dat gevoel.
Aliens in Londen
Er is nog een verandering, en die is misschien belangrijker. Toen de Britse regering in 1950 de kans verspeelde om de toekomst van Europa te helpen beslissen, vonden sommige Conservatieven dat de afwijzing overhaast was. De Conservatieve partij zat in de oppositie, het was dus haar taak om kritiek te geven. Maar ze deed dat schoorvoetend The New York Times had het toen goed gezien: ‘De positie van de regering weerspiegelt de gevoelens over Europa van de meeste Britten, ongeacht van welke partij.’
Het Verenigd Koninkrijk is nu IAN BURUMA Wie? Wat? veel Europeser dan het in 1950 was, althans in grote delen van het land. Londen was toen haast een puur Britse stad, waarin aliens een kleine minderheid uitmaakten. Tegen het einde van de vorige eeuw was Londen de onofficiële hoofdstad van Europa geworden. Meer dan 3 miljoen Londenaren zijn in het buitenland geboren. Er wonen meer Fransen dan in de meeste Franse steden. De financiële wereld, de kunst, mode, maar ook het uitgaansleven zouden zonder buitenlanders, met name Europeanen, niet draaien.
Geen wonder dat de meerderheid in Londen tegen de Brexit heeft gestemd. Hetzelfde geldt voor de meeste jonge mensen die de moeite namen om te stemmen. Zij zouden het Verenigd Koninkrijk van 1950 niet eens meer herkennen.
Angst voor immigratie
Wie zijn die 51 procent van de mensen die wel voor de Brexit hebben gestemd, en wat heeft hen ertoe bewogen? De bescherming van het socialisme speelt een geringe rol. Ook het idee van pure soevereiniteit of van het Verenigd Koninkrijk als een wereldomvattende grootmacht spreekt vermoedelijk betrekkelijk weinig mensen aan.
De belangrijkste factor was de angst voor immigratie. Sommige mensen zijn bang hun job te verliezen aan buitenstaanders die bereid zijn harder te werken voor minder geld. Maar de mensen die zich de grootste zorgen maken om een ‘tsunami’ van allochtonen, wonen meestal in streken waar ze weinig buitenlanders tegenkomen.
Tegelijkertijd vinden de meeste Britten het vanzelfsprekend dat zij in ziekenhuizen worden verpleegd door immigranten, dat zij in supermarkten en restaurants door immigranten worden bediend, en in banken, op vliegvelden, in bussen en treinen, door immigranten worden geholpen. Om maar te zwijgen van de immigranten die de straten maken, vuilnis ophalen en kantoren schoonhouden.
Voor mensen als Boris Johnson is de Brexit een greep naar meer macht, uitgevoerd in naam van de ‘gewone man’
Sommige Brexitpolitici jagen de angst voor immigratie schaamtelozer aan dan anderen. Het beruchtste beeld in de campagne was een poster met een foto van een lange stoet jongen mannen met een MiddenOosters uiterlijk. De tekst eronder luidde: ‘We moeten breken met de EU en onze controle terugkrijgen.’ De mannen in het beeld bevonden zich nergens in de buurt van het Verenigd Koninkrijk. Het ging om mensen aan de grens van Slovenië.
De wat beschaafdere leiders van de Brexit praten minder over immigratie. Hun stokpaardje is soevereiniteit. Ook zij maken zich grote zorgen om controle. Maar controle over wie of wat? Figuren zoals Boris Johnson, met zijn churchilleske pretenties, of Jacob ReesMogg, een parmantige public schoolboy met een stijl van spreken en kleden uit de jaren dertig, zijn anachronismen. Misschien hadden zij in een andere tijd de British Empire mogen helpen besturen. Nu moeten zij genoegen nemen met een politieke rol in een middelgrote Europese staat.
Voor mensen als Johnson en ReesMogg is de Brexit een greep naar meer macht, uitgevoerd in naam van de ‘gewone man’, die in opstand is gekomen tegen de elite waar beide heren zelf toe behoren. Hun weemoed naar een grootsere vorm van gezag heeft enorme schade aangericht in het land waar zij zeggen zo veel van te houden. Nu de catastrofe van de Brexit een duidelijke vorm begint aan te nemen, is dat waarom die gewone man een tweede kans moet krijgen om de ramp te vermijden.