De minister die natuur en landbouw niet wilde verzoenen
Bij de opening van de Week van het Bos in Geraardsbergen in 2011, op een boogscheut van de plaats waar vorig weekend de fameuze toespraak plaatsvond, bracht minister Joke Schauvliege (CD&V) eerst nog een persoonlijk bezoek aan de toenmalige Geraardsbergse schepen van Landbouw, Leonce Nachtergaele. De man verspreidde daarna tevreden een persbericht over de toezeggingen die Schauvliege hem had gedaan: de vossenjacht zou voortaan het hele jaar door toegelaten zijn en de bosuitbreiding werd op de lange baan geschoven. Qua communicatie bij de opening van de Week van het Bos kon dat tellen. De versoepeling van de vossenjacht werd kort erna een feit. En over de bosoppervlakte is er de voorbije jaren vooral veel inkt gevloeid, maar ondanks de duidelijke beleidsambities – de 10.000 hectare die ons al meer dan twintig jaar geleden beloofd werd – werd op dat vlak ontstellend weinig gerealiseerd.
Schauvliege was in die tijd nog maar een tweetal jaar in functie, maar het voorval schetst de mindset die we – weliswaar in extremere vorm – op de Staatsveiligheidstoespraak van het voorbije weekend opnieuw konden vaststellen (DS 5 februari). Die mindset vormt misschien wel de rode draad door tien jaar ministerschap van Joke Schauvliege: ze maakte haar bevoegdheden leefmilieu en natuur resoluut ondergeschikt aan de verzuchtingen van de landbouwsector, waar ze zich verwant mee voelde. Ze voelde zich daarbij vaak niet te beroerd om het voortouw te nemen met een vijandig discours tegenover de natuur en bossector.
De uitleg dat Schauvliege zaterdag een eenmalige uitschuiver beging onder invloed van een georkestreerde campagne gericht op haar persoon, moeten we daarom relativeren. Schauvliege was met haar polariserende taal van vorige zaterdag tegenover de milieubeweging echt niet aan haar proefstuk toe, dat weet iedereen die haar de voorbije jaren van nabij gevolgd heeft.
Eén minister aan de knoppen
Nochtans valt er veel te zeggen voor de combinatie van de bevoegdheden landbouw, natuur en omgeving in één portefeuille. Het zijn sectoren die met elkaar verbonden zijn. Ze bepalen letterlijk ons landschap en de omgeving waarin we leven. Ze leveren samen cruciale ‘ecosysteemdiensten’ – om het met een duur woord te zeggen – zoals voedselvoorziening, biodiversiteit, klimaatregulatie, bestuiving door insecten, be scherming tegen overstromingen, luchtzuivering of groene ruimte voor recreatie. Ze bepalen de manier waarop we wonen en werken en zullen cruciaal zijn voor de manier waarop we de klimaatverandering vandaag en zeker de komende decennia het hoofd kunnen bieden. Dat er één vakminister aan de knoppen zit om dit alles in goede banen te leiden, is een respectabele en verdedigbare beleidskeuze. Alleen moet dat ministerschap uitgaan van een oprechte wil om objectief, op wetenschappelijk onderbouwde wijze en met respect voor alle bevoegdheden en de bijbehorende beleidsambities die verschillende sectoren met elkaar te verzoenen.
Ik weet dat dit makkelijker gezegd dan gedaan is. Zo zijn de ruimte
Schauvliege was met haar polariserende taal tegenover de milieubeweging niet aan haar proefstuk toe
claims tussen bedrijfsuitbreidingen, landbouw, en natuur en bos uiteraard niet meteen met elkaar te combineren. Dat leidt onvermijdelijk tot discussies. Maar het kan en mag niet onmogelijk zijn dat ruimtelijke ordening, landbouw, natuur en bos elkaar als gelijkwaardige partners benaderen en beschouwen, onder de vleugels van een minister die dat in goede banen leidt.
Dat zou kunnen leiden tot een echte kentering voor de ruimtelijke ordening, tot een daadwerkelijke vergroening en verduurzaming van de landbouw, tot een significante uitbreiding van de bos en natuuroppervlakte die ons in staat stelt om de ineenstorting van de biodiversiteit tegen te gaan. We zouden onze landschappen anders kunnen inrichten om ze aan te passen aan de gevolgen van de klimaatverandering.
Mislukte boskaart
Dat was de voorbije jaren, tot spijt van wie het benijdt, niet het geval. We ondergaan met zijn allen de gevolgen van een eenzijdige – zeg maar gerust partijdige – politiek, waarbij het beleid voor belangrijke maatschappelijke uitdagingen zoals de klimaatverandering en de nood aan beter bosbehoud en bosuitbreiding, systematisch werd uitgehold en op de lange baan geschoven.
Uit verschillende hoeken komen steeds meer vragen. Over mismeesterde dossiers als de mislukte boskaart om de zonevreemde bossen te behouden, over de mist die jarenlang werd gespuid over de Vlaamse bosoppervlakte, over het uitblijven van vooruitgang voor bosuitbreiding en stadsrandbossen, over het gebrek aan een voldoende ambitieus klimaatplan, over de impact van de mestafzet op onze waterkwaliteit, over de luchtvervuiling in de steden en dorpen, over de aangekondigde betonstop die in de praktijk tot een verhoogde inname van de open ruimte leidde. De bosbrossers en de klimaatmarsen van de voorbije weken hebben een momentum gecreëerd. De publieke opinie neemt het niet langer dat er zo minachtend en onzorgvuldig wordt omgesprongen met haar terechte eis tot een beter klimaat, natuur en milieubeleid.
De volgende Vlaamse regering is ons een competente, verbindende en daadkrachtige minister van Omgeving, Natuur, Landbouw én Klimaat verschuldigd. BERT DE SOMVIELE Directeur BOS+ ‘Natuur en landbouw zijn sectoren die met elkaar verbonden zijn. Ze bepalen ons landschap en de omgeving waarin we leven.’