De grens: terug van nooit weggeweest
Hans Dijkhuis schreef een boek over grenzen. Een brandend actueel onderwerp, want veel politieke crisissen van vandaag gaan over grenzen.
In De verdeelde aarde beschrijft de Nederlandse auteur Hans Dijkhuis hoe landgrenzen niet ontstonden door deftige akkoorden maar door chaotische oorlogen, rommelige verdragen en intellectueel gesjacher. Maar rommeligheid is ook wel een kenmerk van dit boek, waardoor zelfs een volhardend lezer achterblijft met te veel feiten en te weinig heldere inzichten.
Vooreerst dit: De verdeelde aar
de kreeg tot nu toe vooral slechte recensies en dat is terecht, maar ook jammer. Want Hans Dijkhuis, publicist bij het Nederlandse dagblad Trouw, koos een fascinerend onderwerp: hoe landgrenzen in de wereld kwamen. Dijkhuis’ ambitie was om de ontstaansgeschiedenis, de bestaansreden en de psychologie van grenzen bloot te leggen.
Dat is een dijk van een thema. Alleen al het omnipresente fenomeen van migratie is een verhaal dat bepaald wordt door grenzen. Zo is de integriteit van grenzen voor veel regeringen een reden om de mensenrechten van migranten en vluchtelingen soepeler – of lakser zo u wil – te interpreteren. Net daarom zijn grenzen dubbelhartig: er wordt vaak gezegd dat ze burgers moeten beschermen en allerlei rechten verlenen, maar evengoed moeten we vaststellen dat duizenden mensen wegens grenzen verdrinken of in Libische foltergevangenissen terechtkomen. Opvallend veel politieke crisissen gaan over grenzen: het Orbánhek, ‘Wir schaffen das’, Marrakech, ‘Let’s build a wall’, de Ierse backstop.
Ook de verwondering die aan de basis ligt van dit boek, is oprecht en prikkelend. Dijkhuis stelt zich vragen over de comeback van grenzen. Na de val van de Berlijnse Muur en een lange periode van Europese toenadering lijkt de liefde voor grenzen en nationalisme weer helemaal terug.
Wat er dan mis is met dit boek? Het is een bijna wilde opsomming van historische feiten, citaten van filosofen en staatkundige concepten. Als lezer word je niet enkel overspoeld door informatie, je krijgt van de auteur ook geen heldere lijnen aangeboden. Alsof de auteur zich door het overdadig citeren van grote denkers als Immanuel Kant, JeanJacques Rousseau, Hugo de Groot en Giuseppe Mazzini een minderwaardigheidscomplex op de hals haalde.
Hoe dieper je in dit boek afdaalt, hoe meer je vloekt over het feit dat Hans Dijkhuis en zijn uitgeverij geen ervaren en strenge eindredacteur onder de arm namen. Ongetwijfeld had Dijkhuis dan een aantal bijzonder pertinen te kwesties die nu zijn ondergesneeuwd, beter in de verf kunnen zetten. Zo wijst hij op de tegenstelling tussen de aplomb waarmee veel politici de bestaansreden van hun landsgrenzen verdedigen en het feit dat diezelfde grenzen in feite niet meer zijn dan een product van chaotische oorlogen, rommelige compromissen of pure willekeur.
Paus
Het sterkste voorbeeld is misschien wel hoe paus Alexander VI in de vijftiende eeuw de verticale grens door ZuidAmerika doodleuk een paar honderd mijl naar het Westen opschoof om aan de verzuchtingen van Portugal tegemoet te komen zonder de Spanjaarden kwaad te maken. Wie de huidige grens van Brazilië een beetje wil begrijpen, hoeft zich niet zozeer in etnische of geografische kwesties te verdiepen, maar moet een biografie lezen van Alexander VI.
Ook de Europese grenzen zijn volgens Dijkhuis een gevolg van menselijke wispelturigheid. Om dat te illustreren haalt hij meermaals de Italiaanse denker Giuseppe Mazzini aan met wie hij duidelijk een haatliefdeverhouding heeft. Mazzini is een van de geestelijke vaders van het eengemaakte Italië en uit Dijkhuis’ boek blijkt dat we hier te maken hebben met een briljante maar ook manipulatieve geest. Mazzini stelde de zaken voor alsof de burgers van de Italiaanse laars taal en zeden met elkaar deelden terwijl op het moment van de Italiaanse eenwording slechts 2,5 procent van de bewoners offici
De Europese grenzen zijn volgens Dijkhuis een gevolg van menselijke wispelturigheid
eel Italiaans sprak.
Niet enkel Italië is zo’n culturele uitvinding, ook Frankrijk en deelgebieden als Catalonië en Vlaanderen zijn meestal minder eendimensionaal dan hun leiders willen doen geloven. Vandaar dat Dijkhuis in zijn boek meermaals hetzelfde citaat van Arthur Lovejoy gebruikt: ‘Nationalisme is een collectieve verwaandheid’.
Dijkhuis doet niet lacherig over burgers die op zoek zijn naar een
sense of belonging; een plek waar ze zich goed in hun vel voelen. Dat blijkt uit de manier waarop hij de kosmopolieten afserveert; zij die zich wereldburgers noemen en die wél smalend doen over medemensen die belang hechten aan taal, cultuur en waarden. ‘De exemplaren van deze soort zijn erop gebrand zich uit vreemde culturen de stukjes eigen te maken die een prettige indruk op hen maken, of het nu om voedsel of exotische spiritualiteit gaat. In feite zoeken zij zoals elke “tribale” groep voldoening in gelijksoortigheid. Of het nu Londen of Parijs of New York is, alle westerse “global cities” zijn in toenemende mate onderling inwisselbaar, zodat de wereldburgers zich overal waar hij heen reist al bij voorbaat thuis voelt.’
Wie moedig doorleest in De ver
deelde aarde, vindt nog wel meer pertinente thema’s. Origineel is hoe Dijkhuis het concept van de vijfhonderdjarige oorlog van Europa tegen de rest van de wereld introduceert. Met die oorlog doelt de auteur op de extreem brutale en bloedige manier waarop Europese landen zich meester maakten van overzeese gebieden en kolonies. Enkele passages over moordpartijen, verkrachtingen en het verbrijzelen van babyschedels bij de overrompeling van ZuidAmerika zijn voldoende om te erkennen dat het begrip ‘vijfhonderdjarige oorlog’ preciezer en realistischer is dan de heroïsche en avontuurlijke term ‘ontdekkingsreizen’.
Hypocrisie
Hoewel Dijkhuis het niet op die manier formuleert, is er nog een ander idee dat heel duidelijk in dit boek naar boven komt: de hypocrisie der grenzen. In de laatste hoofdstukken waarschuwt Dijkhuis voor een wereld zonder grenzen en hij heeft het dan vooral over het feit dat machtige ondernemingen zich niets hoeven aan te trekken van grenzen en kunnen gaan en staan waar zij willen. De macht van deze ondernemingen maakt dat zij fundamentele regels van natiestaten aan hun laars kunnen lappen: zij betalen vaak geen belastingen, mogen de sociale verhoudingen bruuskeren en dreigen ermee om te vertrekken mocht er een einde komen aan die gunstregeling. Alles wat een arme nieuwkomer verboden wordt, is toegelaten voor een minstens even disruptief concern.
Hans Dijkhuis heeft een bijzonder actueel boek geschreven over een van de meest pertinente thema’s van onze tijd. Maar wegens de warrige aanpak mist het boek een rode draad en conclusies.
In die zin vraagt Dijkhuis wel erg veel van zijn lezers. Te veel wellicht.