Het hart van de onschuld
Met zijn nietsontziende straatboefjes haalt de Spanjaard Andrés Barba ons suikerzoete beeld van de kindertijd onderuit. Zelfs De kleine prins vindt hij een verderfelijk boek.
Kinderlijke onschuld is een hardnekkige mythe, die nodig de wereld uit moet, vindt Andrés Barba. De Madrileense schrijver heeft een zwak voor jongeren die niet sporen. In 2001 brak hij door met Het zusje van Katia, een roman over de veertienjarige dochter van een prostituee. In zijn jongste, die in Spanje werd bekroond met de Premio Herralde de Novela 2017, zijn de hoofdrolspelers een stel straatboefjes die een provinciestadje onveilig maken. Republiek van licht is de kroniek van een aangekondigde dood.
In San Cristóbal, een fictief tropisch stadje dat geklemd ligt tussen een rivier en een oerwoud, zijn 32 kinderen tussen de negen en de dertien jaar omgekomen. Het grut is op een kwade dag opgedoken uit het niets en zorgde voor flink wat overlast. De kinderen vertikten het om zich te conformeren aan het stereotiepe, suikerzoete beeld van de kindertijd en begonnen tot overmaat van ramp ook het plaatselijke kroost aan te steken. Na een bloederige overval op een supermarkt, waar ze dood en verderf hebben gezaaid, zijn ze van de aardbodem verdwenen en heeft de bevolking een klopjacht ingezet.
Ruim twintig jaar na de feiten reconstrueert de verteller, een ambtenaar van Sociale Zaken, de tragische gebeurtenissen en vertelt hij op een neutrale, zakelijke toon wat eraan voorafging. Zijn verslag is royaal gestoffeerd met informatie uit krantenartikelen, wetenschappelijke publicaties, televisieprogramma’s, beveiligingsbeelden van een supermarkt, notulen van de gemeenteraad en fragmenten uit het dagboek van een twaalfjarig meisje, dat erin geslaagd is de geheimtaal van de kinderen te ontcijferen. Op grond van een onoverzichtelijke berg feiten, hypothesen en geruchten probeert de verteller het gedrag van de straatboefjes en de reacties van de volwassenen te ontrafelen. Geen eenvoudige klus. ‘De kindertijd is machtiger dan fictie’, constateert de man, de grotemensenlogica krijgt er geen vat op.
Piepjonge criminelen
Wat gebeurt er als minderjarigen aan hun lot worden overgelaten? Hoe reageert een samenleving op jeugddelinquentie en bedelende straatkinderen? Wat als onschuldige bloedjes van kinderen nietsont ziende dieven en moordenaars blijken te zijn? Barba’s piepjonge criminelen hebben geen enkel moreel besef en zijn van nature wreed, maar het blijven wel kinderen. De stadsbewoners hebben geen idee hoe ze dat haveloze schorriemorrie aan moeten pakken.
De roman roept associaties op met Lord of the flies van William Golding, maar eigenlijk is Barba’s Republiek van licht ontstaan uit het Hart der duisternis van Joseph Conrad, waaraan de unheimliche setting is ontleend. Zijn zwerfkinderen zijn geïnspireerd op LatijnsAmerikaanse jongerenbendes, gangs uit de sloppenwijken van Rio de Janeiro, Afrikaanse kindsoldaten en Roemeense kinderbendes in Madrid, maar vooral op de verschoppelingetjes uit de Poolse documentaire The children of Leningradsky, die moeizaam overleven in de metro van Moskou. Die zwerfkinderen werden van de vrieskou overgeheveld naar een subtropisch klimaat. De beschrijving van hun ondergrondse republiek heeft dan weer veel te danken aan de insectenboeken van de Belgische Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck. Herhaaldelijk worden de kinderen beschreven als een zwerm spreeuwen, sprinkhanen of termieten, want ze zijn niet zomaar van God los, maar vormen een parallelle samenleving, met eigen regels en een eigen, onbegrijpelijke taal.
Republiek van licht gaat over de onduidelijke grens tussen bescha ving en barbarij, retoriek en feiten, over het hemd dat nader is dan de rok, het verschil tussen je eigen vlees en bloed en dat van anderen. En passant haalt Barba de mythe van de nobele wilde onderuit, fileert hij de populistische retoriek en het politieke gekonkel in een provinciestad, maakt hij gehakt van De kleine prins van Antoine de SaintExupéry, zijns inziens een verderfelijk boek, en strooit hij met interessante kanttekeningen, rake observaties en sterke oneliners. Wat dacht u van: ‘Welvaart blijft als een vochtig hemd aan je gedachten plakken’, of: ‘Als er iets is wat kleine steden kenmerkt, is het wel dat ze als wandluizen op elkaar lijken’?
(Sur)realistisch
De auteur deelt de twijfels van zijn verteller, want eenduidige boodschappen en opgestoken vingertjes zijn aan Barba niet besteed. Zijn gevoelens, tussen angst, fascinatie en woede in, zijn even troebel als de rivier die onverstoorbaar door San Cristóbal stroomt, ‘als een fabel met een onuitgesproken moraal’. Naar het einde toe moet de schrijver zich in een paar rare bochten wringen om de lezer naar het hart van zijn duisternis te leiden, maar verder is er op zijn Republiek van licht niet zo heel veel aan te merken. Het is een meedogenloze metafysische fabel zonder moraal, een strak gecomponeerde surrealistische vertelling in een verontrustend realistische jas.