Road novel met bijbelse proporties
Eén keer wil Adam een daad stellen en iedereen laten zien wie hij is. Wanda Reisel schreef een spannende road novel, een toch op zoek naar zelfkennis, erkenning en liefde.
De oudste road novel is de Odyssee van Homerus (800 v.Chr.), en de bekendste On the road van Jack Kerouac (1968). Op weg gaan om je leven te ontvluchten of jezelf opnieuw uit te vinden is een aantrekkelijk onderwerp voor romans, films en sprookjes waarin de held de wijde wereld in trekt. In Adam vertelt Wanda Reisel hoe haar hoofdpersoon Adam een aanslag op het oorlogsmonument op de Dam in Amsterdam gadeslaat vanuit het raam van de ‘Industrieele Groote Club’ en een stem hoort: ‘Jij moet je leven omgooien.’ En net als Orpheus, die Eurydice uit de onderwereld wil redden, krijgt Adam ingefluisterd: ‘Niet omdraaien.’ Maar hoe gaat dat als je op de vlucht bent? Juist: hoe harder je wegrent van je verleden, hoe sterker het appèl wordt op je herinneringen en je vroegere verlangens.
Adam heeft zijn grote liefde Keet achtergelaten, met wie hij een zoon heeft, die hij eveneens in de steek heeft gelaten, ook al houdt hij nog van ‘de jongen’, die pas laat in de roman een naam krijgt: Jaffe. Adam is de financiële man van een aantal goededoelenorganisaties en dat maakt hem in de ogen van de zakenlieden en weldoeners – de mannen en enkele vrouw die in de Industrieele Groote Club bijeen komen – een betrouwbare goedzak. Geen positie waarvoor hij zich op de borst kan kloppen, en de pijnlijke scheiding heeft zijn zelfvertrouwen ook al geen goed gedaan. Bovendien verwijt hij zichzelf het autoongeluk waarin zijn moeder het leven liet. Er broeit een plan om één keer een daad te stellen en iedereen te laten zien wie hij is: ‘Elke dag was een verovering op zijn oude leven, dat door verkeerde beslissingen niet de koers had genomen die hem voor ogen had gestaan. De kentering had ingezet.’ Hij sluist ongezien miljoenen donateursgeld door naar bankrekeningen in Zwitserland en het Verre Oosten en neemt de trein naar Zürich.
Verleidster
Roman en toneelschrijver Wanda Reisel (63) zet haar elfde roman in met grote vaart en weet die tot het einde toe te bewaren. Dat is de kracht van een goede road novel: je reist mee met de hoofdpersoon en je wil hem onderweg behoeden voor valkuilen, hem waarschuwen, afremmen of juist opjagen. Adam spiedt voortdurend om zich heen: zoekt Interpol hem al? Toch valt hij, in de eerste trein al, voor de veel jongere Duitse fotografe Lili. ‘Hij wilde haar zijn hele verhaal opbiechten om tenminste iemand in vertrouwen te kunnen nemen. Redt mij, dacht hij.’ In zijn verliefdheid is hij blind voor het feit dat zij niet alleen een eigen leven heeft, maar ook een eigen agenda. Terwijl hij droomt van een leven met haar op een tropisch eilandje, is zij gefocust op haar eigen project. Ze maakt foto’s van de vluchtelingencrisis, die ze aan internationale tijdschriften slijt; vluchtelingen zijn voor haar een bron van esthetiek en een verdienmodel. Daarin lijkt ze op Adam, maar Lili is veel onaangepaster en naast haar lijkt Adam burgerlijker dan hij wil. Adam beseftveel te laat dat hij niets te zeggen heeft over de toekomst van Lili, integendeel – in haar naam zingt ‘Lilith’ mee, in de Bijbel de eerste vrouw van Adam voordat God besloot Eva te scheppen. Lilith is de seksuele verleidster, de slang die de onschuld van de man in het paradijs vernielt.
Reisel speelt heel behendig met Adams mannelijkheid en Lili’s vrouwelijkheid, en met de krachten die liefde zo moeilijk maken: vrijheidsdrang, de onmogelijkheid elkaar echt te kennen, de seksuele aantrekkingskracht waardoor het even lijkt alsof verder niets er meer toe doet. Wanneer schrijft een mannelijke auteur met evenveel psychologisch inzicht een overtuigend levensverhaal van een vrouw?
Er volgt een spannende tocht langs Zürich en Shanghai, waar Adams ouders vroeger woonden. De oude Zijderoute waarlangs Joodse handel gedreven werd, leidt Adam naar een pijnlijke ontmoeting met zijn broer. Intussen wordt Europa getroffen door een reeks dodelijke aanslagen op fallussymbolen: de Fernsehturm in Berlijn, de Eiffeltoren, de toren van Pisa. Adam strandt in Noorwegen, denkt daar onvindbaar te zijn en wacht op Lili. Eindelijk is er rust, eindelijk heeft hij tijd om zijn leven en voorbije huwelijk te overzien. Heeft hij wel genoeg mededogen voor Keet opgebracht? Tot nu toe heeft hij alleen maar gedáán, op een dieet van adrenaline, cocaïne en tequila, nu moet er terdege worden gedácht. Over zijn zoon Jaffe en over zijn familiegeschiedenis bijvoorbeeld, waarin de joodse diaspora zich spiegelt en leed en schuldgevoel zich per generatie verplaatsen. En er dient zich in het hoge noorden, naast een spectaculaire en nogal vergezochte ontknoping van de thriller rondom de roof en de aanslagen, óók een nieuwe vrouw aan, die nu eens níet spannend en beeldschoon is: Turid. In Reisels roman komt heel veel samen: onze eeuwige zucht naar zelfkennis, erkenning en liefde. Spannend en onontkoombaar.
Reisel speelt heel behendig met Adams mannelijkheid en Lili’s vrouwelijkheid, en met de krachten die liefde zo moeilijk maken