De durf van J.K. Rowling
Ruim 300 bladzijden heeft Robert Galbraith, pseudoniem van J.K. Rowling, nodig om de pionnen in Witte dood in stelling te brengen. Dan volgen nog eens 400 bladzijden waarin het moordmysterie opgelost wordt. Galbraith gaat Dickens achterna.
Witte dood begint met een aanloop waarin Cormoran Strike, de privédetective die de reeks van Robert Galbraith, aka J.K. Rowling, draagt, de bruiloft van zijn assistente Robin Ellacott bijwoont. Helemaal van harte is dat niet, want de relatie tussen Strike en zijn rechterhand is zo complex dat Robin de hulp van een therapeute opzoekt. Beiden herstellen nog van de verwondingen die ze opliepen toen ze een seriemoordenaar vatten. De zaak van de Shakewell Ripper maakte van Strike een beroemdheid waardoor hij zelfs in de roddelrubrieken opduikt. Blij is hij daar niet mee want anonimiteit is een van de troeven van een speurder. Het is niet toevallig dat Galbraith het eerste hoofdstuk begint met een bespiegeling over de lasten van de faam: ‘Het universele verlangen naar roem is zo groot dat degenen die het bij toeval bereiken, of tegen hun zin, tevergeefs zullen wachten op medelijden.’
De Harry Potterboeken hebben Rowling geleerd hoe ze verhaallijnen moet uitwerken. Witte dood vraagt vele schema’s en postits en gaat van een plastisch chirurg die fraude pleegt via een advocaat die achter zijn overspelige vrouw aan gaat tot gesjoemel met schilderijen. Twee plots schragen de andere. Het eerste gaat over een verwarde jongeman die Strikes bureau binnenstapt en zegt dat hij vele jaren geleden getuige was van een moord op een kind. Hij blijkt de broer te zijn van de leider van de Real Socialist Party, een radicale protestgroep die in de aanloop naar de Olympische Spelen in Londen de conservatieve goegemeente wil uitdagen door hen te wijzen op de onnoemelijke geldverspilling die een dergelijk evenement meebrengt. De andere verhaallijn is die van een minister van Cultuur die zich gechanteerd voelt door een collega en Strike vraagt om op zoek te gaan naar de stinkende potjes van zijn rivaal. De disfunctionele familie van de minister bestaat onder meer uit een labiele vrouw en een zoon die onder invloed een dodelijk ongeval veroorzaakte. Een andere zoon sneuvelde in Irak.
Snediger en smeriger
Galbraith neemt de tijd op dickensiaanse wijze. Sommige scènes konden een snoeibeurt gebruiken. Maar het verhaal boeit en Galbraith schrijft met zichtbaar plezier over de hoogmoed van politici die elkaar messen in de rug steken. De echte sterkte in dit boek zijn de hoofdpersonages. Cormoran Strike was nooit snediger en smeriger. Hij is een oudmilitair wiens vader een rockster en wiens moeder een groupie was. Hij diende in Afghanistan waar hij een been verloor en nog altijd lijdt hij aan fantoompijnen. Zijn liefdesleven is vooral vermoeiend, want zo ongeveer al zijn exbedpartners duiken her en der op. Dat is niet altijd naar de zin van zijn huidige partner en van Ellacott, die zich nog steeds afvraagt waarom ze in ’s hemelsnaam trouwde met een saaie boekhouder. Wellicht wilde ze onder de vleugels van de dominante Strike wegkomen. Hun relatie van aantrekken en afstoten heeft Rowling met veel empathie en onderkoelde humor beschreven.
Op het internet vind je talloze sites waarop gespeculeerd wordt waar de titel van de roman op slaat. Witte dood, zegt Rowling zelf, verwijst naar een dodelijke paardenziekte, maar ze laat graag aan alle lezers de ruimte om hun eigen inzichten kenbaar te maken en om te zoeken naar verwijzingen naar Harry Potter.
Witte dood overtuigt vooral door de durf van een auteur die alles al bereikt heeft en de pittige personages die hij/zij steeds stouter laat worden.
‘Witte dood’ vraagt vele schema’s en postits