Mens offeren om robot te redden
Een experiment
Hoe menselijk kan een robot overkomen? Heel erg menselijk, moesten Sari Nijssen van de Nijmeegse Radboud Universiteit en collega’s vaststellen. Ze vonden mensen bereid om – in een hypothetisch geval – het leven van andere mensen op te offeren als ze daarmee een robot voor vernietiging konden behoeden. Het zou niet ethisch zijn om dit soort experimenten in het echt uit te voeren – al hadden de onderzoekers het graag eens in een virtuele omgeving geprobeerd. Maar ook zonder hun proefpersonen een VRbril op te zetten, zijn de vorsers ervan overtuigd dat ze de resultaten naar de realiteit mogen vertalen. Uit eerder psychologisch onderzoek is gebleken dat doodgewone mensen ertoe gebracht kunnen worden om anderen te doden, ook wanneer ze overtuigd zijn dat het om een echte situatie gaat.
Maar doden om een stuk metaal en elektronica te redden? Zo zien die mensen het niet. Voor hen is die robot bezield, een individu. U kunt dat raar vinden, maar ook u hebt al werktuigen bezield. Wanneer hebt u voor het laatst uw computer uitgescholden? En misschien hebt u nog met een Tamagotchi gespeeld, niet veel meer dan een paar bewegende pixels op een schermpje, maar kinderen namen hem massaal mee naar school om hem tijdens de les en ondanks kwade leerkrachten te kunnen ‘voeden’, omdat hij anders zou ‘sterven’.
Alle schepen hebben een naam, en in het Engels worden ze niet omschreven als it, maar als she. Als een persoon dus, een vrouwelijke, dat krijg je met volledig mannelijke bemanningen. Ontmijners rouwen als een ontmijningsrobotje aan zijn eind komt. Boomer kreeg in Irak zelfs een heuse begrafenis met 21 saluutschoten, en twee postume medailles. Ook voor het robothondje Aibo – toch duidelijk niet meer dan een speelgoedje dat enkele trucjes uitvoerde in reactie op signalen uit zijn omgeving – zijn in Japan begrafenissen georganiseerd.
Griezelvallei
Robotici voeren al lang onderzoek naar hoe ze robots en mensen het best kunnen laten samenwerken. Daarbij is gebleken dat het erg helpt als een robot emoties kan overbrengen. Een karikaturaal gezicht, waarin ogen en mond kunnen bewegen, doet al veel. En een robot met menselijke trekken krijgt meer van mensen gedaan dan een vierkante doos. Al blijkt daar een grens aan te zitten. Als robots heel dicht een menselijk uiterlijk evenaren, maar net niet helemaal, vinden we ze plots akelig. Onze sympathie gaat weer omhoog, zodra ze er echt menselijk uitzien en we ze niet meer als robot herkennen. Die dip in onze sympathie noemen psychologen en robotici de uncanny valley, zeg maar de griezelvallei.
Wie mensen robots wil aansmeren, houdt ze maar beter schattig. En het liefst een stukje kleiner dan een gemiddelde mens. Het helpt als we ons onbewust de meerdere voelen. Anders komt ons Frankensteincomplex naar boven: de diepe angst dat onze scheppingen aan onze controle zouden kunnen ontsnappen en, erger nog, tegen hun meesters in opstand komen.
In Japan zie je al robots als hotelreceptioniste, bij ons werken ze als animator in rusthuizen, bijvoorbeeld om gymnastiekoefeningen voor te doen. We blijken bereid om ze als individu te beschouwen.
Maar hoe diep gaat onze empathie nu eigenlijk? Welke morele principes die we toepassen in onze omgang met andere mensen, laten we ook gelden voor robots? Nijssen legde haar 55 proefpersonen – psychologiestudenten, het standaardproefkonijn in psychologisch onderzoek – een klassiek moreel dilemma voor van het type ‘een trein komt aangedenderd en je kunt nog net een wissel omgooien waardoor hij één persoon zeker zal overrijden; als je niets doet, gaat hij op een groep mensen af die waarschijnlijk niet meer op tijd zullen wegkomen’.
In sommige scenario’s was het slachtoffer een mens, in andere een robot met verschillende graden van menselijkheid, of een robotmachine. Hoe menselijker, hoe moeilijker het dilemma, rapporteren de vorsers in het blad Social Cognition. Als de proefpersonen de robot hadden leren kennen als een wezen met eigen gedachten, ervaringen, pijn en emoties, weigerden velen om hem op te offeren ten gunste van anonieme mensen. Zeker als ze de robot hadden ervaren als iemand met gevoelens. Dan gingen ze ‘meevoelen’. Ze kenden de robot een morele status toe.
Nijssen: ‘Zo’n robot kan gedrag oproepen dat contrasteert met zijn functie: mensen helpen. En het is de vraag of we dat willen.’
Als robots heel dicht een menselijk uiterlijk evenaren, maar net niet helemaal, vinden we ze plots akelig