‘De Belg is niet trots op zijn product’
‘Toen ik drie was, gaf ik mijn fopspeen af aan de pasgeboren kalfjes’
‘Ik heb in mijn leven wellicht al meer bomen geplant dan Vera Dua’
Ze werkt zeven dagen per week. De koeien moeten gemolken, gevoed en verzorgd, de weides en stallen onderhouden en elke euro omgedraaid. ‘Boeren kiezen voor hun huwelijksreis vaak een heel verre bestemming, omdat ze weten: hierna komt het er niet meer van.’
‘Ik groeide op op de boerderij. Mijn ouders hadden een vleesveebedrijf: mama was de boerin, papa ging buitenshuis werken. Van de drie kinderen was ik de enige die interesse had in landbouw. Zelfs als puber verzette ik me niet tegen meehelpen op de boerderij. Toen ik drie was, gaf ik mijn fopspeen af aan de pasgeboren kalfjes.’
‘Op de hogeschool ging ik agro en biowetenschappen studeren. Omdat ik Frans belangrijk vind, deed ik stage in Luik. Ik maakte er nieuwe vrienden, ging er uit en kwam er mijn man tegen: de zoon van een melkveeboer. Ik verhuisde naar Luik en was eerst een tijdje actief als vertegenwoordiger. Ik verkocht sperma om te insemineren bij koeien. Daarna werd ik zelfstandig helper in het bedrijf van mijn man en sinds 2016 heb ik officieel het bedrijf mee overgenomen. We hebben negentig koeien die elke dag twee keer gemolken moeten worden. Behalve de negentig actieve melkkoeien zijn er ook altijd kalfjes en jongvee, die nog geen melk kunnen geven, en de droogstaande koeien, de beesten die zes weken voor ze hun kalf krijgen op rust staan en niet gemolken worden.’
Solo, boter of margarine?
‘Al onze koeien hebben een oornummer, maar wij geven ze ook een naam. Dat doen we omdat we hen inschrijven in het stamboek. Dat hoeft niet, maar het is handig om alles goed bij te houden en bijvoorbeeld inteelt te voorkomen. Eén dag per week gaat integraal naar papierwerk. Boeren werken niet alleen hard op het land of in de stallen, maar moeten ook administratief in orde zijn: de boekhouding, bezoekjes van de veearts bijhouden en wat die precies deed bij welke koe.’
‘Behalve ons melkvee hebben we dertien vleeskoeien, die ik overnam van mijn mama toen zij met haar boerderij stopte. Melkveeboeren hebben het niet gemakkelijk, maar voor boeren die in het vleesvee zitten, is het helemaal moeilijk geworden. Omdat mensen minder vlees eten, maar ook en vooral omdat de Belg niet fier is op zijn eigen producten. Belgisch witblauw is hoogkwalitatief vlees, er hangt haast geen vet aan, er is amper beadering en het bevat het minste cholesterol. En toch kiezen consumenten in de winkel voor bijvoorbeeld Irish Beef, want die koeien graasden in de weide. Terwijl onze koeien dat evengoed doen, alleen wéten mensen dat niet. Met kazen zie je een beetje hetzelfde verhaal. We hebben heerlijke Belgische kazen, denk maar aan de Brugse, en toch kiezen veel klanten voor industriële varianten. Ik begrijp het natuurlijk wel, het is een pak goedkoper, maar tegelijkertijd denk ik: waar is onze Belgische trots gebleven?’
‘Onwetendheid is sowieso een groot probleem. Veel mensen kennen het verschil niet tussen boter en margarine. Als ik iemand vraag: Solo, is dat boter of margarine, dan antwoordt haast iedereen: boter. Terwijl het margarine is, boter wordt gemaakt van room en margarine van plantaardige oliën en vetten. Kennis doorgeven vind ik belangrijk. Daarom nodigen we hier ook jaarlijks studenten van de lerarenopleiding uit, onze toekomstige basisschoolleerkrachten. Van hen krijg ik vaak de vraag waarom we onze koeien niet laten dekken door een echte stier, omdat dat toch veel natuurlijker is. Dan leg ik uit dat insemineren met sperma veiliger is en de kwaliteit garandeert, omdat je bij een stier nooit goed weet: draagt hij ziektes mee, wat is zijn genetische achtergrond, en gaat hij de koeien wel dekken? Want ook een stier kan er gewoon geen zin in hebben.’
Depressief
‘Elke twee dagen brengen we onze melk naar een melkerij. Maar we worden pas betaald anderhalve maand daarna. Dan pas wordt de prijs bepaald, die afhangt van vraag en aanbod. Daardoor zijn we financieel voortdurend onzeker. In België wordt er net iets te veel melk geproduceerd om door de Belgen te worden geconsumeerd. Export is dan het antwoord, maar dan word je plots geconfronteerd met prijzen op de Europese markt, waar de concurrentie moordend is. OostEuropa heeft bijvoorbeeld nog altijd staatsboerderijen, met meer dan duizend koeien. Het spreekt voor zich dat zij tegen veel lagere prijzen kunnen verkopen. Gelukkig is onze Belgische kwaliteit heel hoog en kunnen we dat een beetje uitspelen.’
‘Ik werk gemiddeld 40 tot 50 uur per week, mijn man 70 tot 80 uur. We hebben een zoontje van tweeënhalf en over een paar weken komt er nog een kindje bij. Het is geweldig om je kinderen te kunnen laten opgroeien op de boerderij. Mijn zoontje rijdt met de kruiwagen rond, kan later fietsen van stal naar stal, en af en toe veegt hij met een borstel op kinderformaat mee met mij in de stallen. Voor hij wakker wordt, is een groot deel van het werk al gedaan. De koeien zijn al gemolken en ze hebben al allemaal eten gekregen nog voor ik hem naar de crèche breng.’
‘Als boeren niet je passie is, houd je het niet vol. De impact op je sociale leven is enorm. Als vriendinnen me voorstellen om om halfzeven op restaurant te gaan, vraag ik of het niet later kan, want de koeien moeten ook ’s avonds gemolken worden. Doe je dat vroeger, dan moet je er de volgende ochtend ook vroeger uit: er mag telkens maar twaalf uur tussen de melkbeurten in zitten. Weekendjes weg of reizen, dat zit er ook niet in. Veel boeren kiezen voor hun huwelijksreis een heel verre bestemming, omdat ze goed weten: hierna komt het er niet meer van. Omdat er te veel werk is, maar ook omdat het geld naar nieuwe investeringen moet gaan. Als je met z’n tweeën het bedrijf runt, voel je dat uiteraard ook in je relatie. Ik moet soms tegen mijn man aan tafel zeggen: kunnen we het alsjeblieft eens níét over de boerderij hebben? En dan valt er vaak een stilte. De boerderij is ons leven.’
‘Onder landbouwers komen depressies vaak voor. Dat komt door het harde werken, zeven dagen per week, en enorm veel uren, terwijl de financiële vergoeding niet navenant is, in combinatie met de enorme investeringen en die impact op je sociale leven en gezinsleven. In Frankrijk bijvoorbeeld ligt het zelfmoordcijfer bij boeren veel hoger dan bij de rest van de bevolking.’
Ecologisch economisch
‘Maar het is fantastisch om boerin te zijn. Je bent je eigen baas, elk seizoen is anders, het takenpakket gevarieerd. Je bent ook veel buiten en daarom heb je vaker contact met passanten of met de buren. Je hoeft niet aan te kloppen bij elkaar, je ziet elkaar lopen en maakt dan een praatje. Boeren onderling kopen ook heel lokaal.’
‘Vlees en melkveeboeren krijgen tegenwoordig kwetsende dingen te horen. Dat we in tijden waarin we aan het klimaat moeten werken niet bepaald ons steentje bijdragen. Ik kan je zeggen: ik heb in mijn leven wellicht al meer bomen geplant dan Vera Dua. Wij boeren zijn afhankelijk van de natuur, we houden ervan. Ecologie ís be langrijk voor ons. Maar economie ook. Wij hebben geen bioboerderij, maar mijn man noemt ons bedrijf in het Frans “raisonable’. Redelijk. Het verschil tussen gewone boer
Staat de leerkracht vaak inwendig te vloeken voor de klas? En wat denkt een diëtiste echt wanneer ze iemand schijnbaar minzaam een zevende dieet voorschrijft? Elke maandag doet een medemens een boekje open. Vandaag: de melkveeboerin.
derijen en bioboerderijen is niet zo groot als mensen soms denken. Ook wij werken zonder antibiotica en met zo min mogelijk pesticiden. Op een boerderij wordt veel gerecycleerd. De mest van de koeien hergebruiken we om het land te voeden, de voeding voor de beesten bestaat uit de pulp van bieten en granen die uit België komen.’
‘Een belangrijke vergelijking: de laatste 30 jaar is de CO2uitstoot in de landbouw enorm gedaald, terwijl die in de transportsector alleen maar toeneemt. Uiteraard kunnen wij, boeren, ons nog verbeteren, maar we werken daar hard aan. Als het over het klimaat gaat, bestaat er ook veel hypocrisie. Biologische courgettes in een plastiekje. Vers appelsap uit OostEuropa. Als wij onze weides willen maaien met een machine waarin een metaaldetector zit, valt die machine om de vijf minuten stil. Zoveel blikjes en ander afval wordt er over de draad gegooid. Ik wil maar zeggen: als we het klimaatprobleem willen aanpakken, moeten we dat wel allemaal sámen doen.’