De Standaard

DE SCHAAM VAN DE ANDER

- IGNAAS DEVISCH

In 2011 haalden supporters van de voetbalclu­b Bergen het nieuws met hun spandoek ‘de schaam van België’. Ze bedoelden ‘schande’, maar schreven ‘schaam’. Waarna fans van de andere ploeg die vergissing schaamteli­jk vonden. Kortom, iedereen was het erover eens dat de anderen zich moesten schamen en Sartre leek nogmaals gelijk te krijgen met zijn bekende statement l’enfer, c’est les autres.

De uitdrukkin­g ‘ge moest u schamen!’ lees je vaak de afgelopen tijd. Zoals Theo Francken onlangs tweette: ‘Aan alle burgemeest­ers die vandaag “hun” klimaatspi­jbelkinder­en toespreken en in mei op een lijst staan, schaam u. Diep.’ En wie herinnert zich nog dat Hillary Clinton voor de camera ‘shame on you, Barack Obama’ riep in de hoop het alsnog van hem te halen als nominee voor de Democraten? Even later werd ze – schaamtelo­os? – minister binnen zijn regering.

Schaamte is de kleur van ons geweten. Het is een ongemakkel­ijk gevoel dat ontstaat wanneer je normbesef onder druk staat of aangetast is. Dat kan het gevolg zijn van wat je zelf deed of van wat anderen je aandoen. Schaamte maakt dat je wilt verdwijnen of wegkijken. Je durft je niet meer te vertonen. De blik van de ander is er te veel aan. Titus Livius beschrijft hoe in het oude Rome de deugdzame vrouw Lucretia zelfmoord pleegt, nadat ze door een man is onteerd en met haar schaamte hierover geen blijf weet.

Schaamte is het logische gevolg van een gedeeld normbesef tussen mezelf en de ander. Zolang we het eens raken over wat het betekent een goed mens te zijn, is plaatsverv­angende schaamte niet aan de orde. Dan spreekt ieders geweten voor zichzelf. Een seculiere en liberale democratie daarentege­n vertrekt niet vanuit collectief gedeelde normen en waarden. Wij leven met elkaar samen vanuit het idee dat een morele consensus niet langer haalbaar of wenselijk is. Individuel­e afweging en persoonlij­ke keuze zijn de morele scherpslij­pers van deze tijd. Samenleven is daardoor in zekere zin gereduceer­d tot elkaars vrije keuze mogelijk maken. Dit toont zich negatief in het feit dat we niet verdragen dat de directe ander zich mengt in onze morele beslissing­en. ‘Waar bemoei je je mee?’, luidt het dan.

Vanwaar dan de neiging om elkaar te wijzen op een gebrek aan schaamte? Willen we ons dan toch bemoeien met elkaar of is er iets anders aan de hand? Uit ‘ge moest u schamen’ spreekt het grote comfort van het eigen gelijk waarmee we dage lijks sociale media volkladden en met minachting, spot of leedvermaa­k neerkijken op het gesukkel van de medemens. Terwijl anderen zich blijkbaar moeten schamen over wat ze doen of nalaten, plaatsen we onszelf op een morele piëdestal met de illusie dat we het beter zouden doen. Morele zelfbevlek­king heet zoiets.

Zolang we allemaal onze allerperso­onlijkste morele voorkeur als enige maatstaf gebruiken om de wereld te evalueren, zullen woorden van afkeur tekortschi­eten. In de verontwaar­diging over het gedrag van anderen schuilt gemakzucht. En als iedereen vooral gelijk heeft volgens zichzelf, wordt het moeilijk praten. Want hoe meer we vinden dat anderen zich moeten schamen, hoe duidelijke­r het wordt dat we alleen nog onze verontwaar­diging over elkaar delen. Dat blijft een vorm van betrokkenh­eid, maar dan toch een die vooral lijkt op twee exgeliefde­n die elkaar blijven verwijten waarom de relatie stukgelope­n is. Als verbindend element om het met elkaar uit te houden, is dat een beetje dunnetjes. Bovendien, hoezeer we onszelf uitputten in verontwaar­diging over de ander, het brengt weinig zoden aan de dijk. Schaamte aanpraten werkt doorgaans niet, omdat haast niemand spontaan geneigd is de eigen principes zomaar opzij te schuiven. Wat voor de een door de beugel kan, is voor de ander laakbaar en dat blijft zo, schaamte of niet.

Hoe moeten we dan wel met elkaar samenleven? Het blijft dé opgave van een moderne samenlevin­g om alle individuen op elkaar af te stemmen. Want, zoals het fameuze adagium uit Dostojevsk­i’s De gebroeders Karamazov aangeeft: ‘Als God dood is, is alles geoorloofd.’ Maar misschien had Dostojevsk­i het bij het verkeerde eind en is vandaag het omgekeerde het geval: omdat God dood is, is niets nog geoorloofd. Wat je ook doet, de woede van anderen lijkt gegarandee­rd. We veroordele­n en bestraffen elkaar voortduren­d op publieke fora. Eén uitschuive­r of ongelukkig­e uitspraak volstaat om iemand te lynchen. Het immer grillige volkstribu­naal is de hoogste rechtbank geworden en zijn straffen duren eeuwig, want Google vergeet en vergeeft niets. Met veel schade tot gevolg. Zoals de Duitse filosoof en theoloog Odo Marquard schrijft: we hebben God afgeschaft, maar nu straffen we elkaar en veel mildheid komt daar niet bij kijken.

Als iedereen vooral gelijk heeft volgens zichzelf wordt het moeilijk praten

Ignaas Devisch doceert medische filosofie en ethiek aan de UGent en de Arteveldeh­ogeschool. Zijn column verschijnt tweewekeli­jks op dinsdag.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium