Hofkunst in grote stijl
Bernard van Orley, honkvast Brusselaar en trendsetter in de zestiende eeuw, zijn we ten onrechte uit het oog verloren. In zijn kunst zindert de luister van het Habsburgse hof mee.
Bernard Van Orley, kunstenaar en humanist, was een spilfiguur van het artistieke leven in Brussel. In de zestiende eeuw leidde hij het grootste atelier van de stad. Lange tijd gold hij als een belangrijke vernieuwer: een bruggenbouwer tussen de late middeleeuwen en de noordelijke renaissance, de missing link tussen Rogier Van der Weyden en Bruegel.
Maar in de twintigste eeuw ging zijn ster tanen. Ligt die tanende populariteit aan de ‘onbegrijpelijke iconografieën vol erudiete citaten’, zoals de catalogus suggereert? Of komt het omdat glasramen en wandtapijten, waar Van Orley in uitblonk, in het verdomhoekje van de toegepaste kunst belandden?
Goud en zilverdraad
Bozar lanceert dit voorjaar een eerherstel dat kan tellen. Het werkt daarvoor samen met de Musea voor Schone Kunsten en het Museum voor Kunst en Geschiedenis, die sleutelwerken bezitten. Ze werden aangevuld met een imposante reeks bruiklenen, uit Parijs, Madrid, Wenen, Napels, New York en Washington.
Als opwarmer dient het vroege werk, met altaarstukken in een traditionele, verhalende stijl die Van Orleys vakmanschap verraden. Naar de mode van de tijd duikt vaak kunstige renaissancearchitectuur op.
Met de erudiete knipoogjes naar illustere tijdgenoten, of moeilijk te duiden allegorische figuren, valt het al bij al nogal mee. Ook de tapijtkunst waar Van Orley zich in bekwaamde, biedt niet alleen voer voor specialisten. Ze blijkt de absolute blikvanger van de tentoonstelling te zijn. Van De jachten van Karel V zijn twee panorama’s uit het Louvre overgekomen. Ze bieden zicht op de toenmalige Brusselse binnenstad, maar bezingen evengoed de luister van het hofleven. Voor De slag bij Pavia, waar de keizer een belangrijke overwinning boekte op de Franse koning, leverde Van Orley zeven taferelen met een gedetailleerde, realistische weergave van het strijdtoneel. Van de wand van in totaal zestig meter, bewaard in het Museo di Capodimonte, is één monumentale scène te zien. Een wirwar van landsknechten uit beide kampen voert er een strijd op leven en dood.
Veel meer dan levensgrote portretten waren luxueuze tapijtseries het medium waarmee de politieke en religieuze elite haar pracht en praal uitdrukte. Ze decoreerden er hun paleizen mee, vooral tijdens plechtigheden. Een eigen tapijtreeks, met veel goud en zilverdraad, stond symbool voor hun macht en rijkdom.
Brussel had zich, als wereldcentrum voor de wandtapijtproductie, in de zestiende eeuw het ultieme keurlabel toegeëigend. De strafste kunstenaars van hun tijd leverden uitgewerkte tekeningen op ware grootte, die in de Brusselse weverijen als kartons voor wandtapijten dienden. Rond 1545 ‘Portret van Margaretha van Oostenrijk’ (na 1518). waren er 15.000 ambachtslui actief in de tapijteconomie, zowat een vierde van de stadsbevolking.
Sixtijnse kapel
Bernard van Orley stond in hoog aanzien bij het Habsburgse hof op de Coudenberg. Hij kreeg zijn opdrachten van twee dames met klasse: van de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk, en later van Maria van Hongarije.
Zijn inspiratiebronnen vond hij vlakbij. In het kosmopolitische Brussel zoemden de artistieke vernieuwingen gewoon rond. Zo trakteerde hij Dürer op een banket en keek hij zich de ogen uit op de kartons van Rafaël en Da Vinci. Dat weten we omdat het Vaticaan een leerling van Rafaël naar Brussel stuurde, om het weefproces te begeleiden van twaalf tapijten voor de Sixtijnse Kapel.
Onder die Duitse en Italiaanse invloed ging Van Orley zijn taferelen anders uitwerken. Ze kregen meer diepte en dynamiek. Je ziet de switch zich voor je ogen voltrekken in twee versies van de kruisiging. Het wandtapijt uit 1518 toont een vlak, al te vol voorplan. De versie uit 1523 krijgt meer dieptewerking en zit boordevol drama, met Maria die in zwijm valt en Johannes die zich vertwijfeld naar het hoofd grijpt.
Deze retrospectieve, de eerste van deze omvang, toont Bernard van Orley als een veelzijdig kunstenaar en sleutelfiguur van zijn tijd. Ze nodigt uit tot een stevige stadswandeling: naar de Coudenberg om het hoekje, naar het Jubelpark voor nóg meer wandtapijten, of naar de kathedraal waarvoor Van Orley ‘koninklijke ramen’ leverde.
Rond 1545 waren er 15.000 ambachtslui actief in de tapijteconomie in Brussel, zowat een vierde van de stadsbevolking
Bernard van Orley. ¨¨¨¨è