Dat unieke Belgische gevoel van
Als de koning of de regering niet bereid is excuses aan te bieden aan Congo, dan wil LUK PERCEVAL dat doen. Hij vindt de huidige discussie beschamend.
Toen ik in de jaren 60 als kleine uk met mijn vader zaliger naar het voetbal in onze hoogste afdeling ging kijken, werd ik getroffen door de vernederende oerwoudgeluiden aan het adres van de eerste Congolese voetballers. Mijn vader noemde ze ‘zwarte parels’ – met hun durf en talent gaven ze kleur en creativiteit aan het vaak saaie Raymond Goethalsvoetbal. In die tijd was er ook een Congolese verkoper die op de tribunes rondliep, vermoedelijk achtergebleven na de Wereldtentoonstelling van ’58. Hij droeg een wit kelnersjasje en een schaal op z’n hoofd met pakjes zelfgemaakte lakrids, zwarte snoep. Met een niet te imiteren stemgeluid schreeuwde hij: ‘Lakelakelakelakelak!’ Het stadion vond er plezier in om hem massaal met apengeluiden te imiteren. Hoe vernederend was dat niet, zowel voor die Congolese voetballers, als voor die snoepverkoper, om uitgerekend door Belgen voor een baviaan gehouden te worden, dacht ik. In een land dat zich schuldig gemaakt heeft aan een volkerenmoord die haar gelijke niet kent.
Eenzelfde gevoel van schaamte overviel mij vorige week toen ik de beelden zag van de VNgezant die België aanmaant om excuses aan te bieden voor wat er in Congo is gebeurd. Dat iemand vanuit het buiten land moet komen om ons op onze morele plicht te wijzen, is op z’n minst pijnlijk. Hoe is het mogelijk dat die excuses al niet veel eerder werden uitgesproken? Hoe is het in godsnaam mogelijk dat de schoolgaande jeugd, nog steeds, nauwelijks weet heeft van wat er in Congo is gebeurd? Hoe is het mogelijk dat er in België nog trotse standbeelden staan die verwijzen naar de glorieuze leider Leopold II? Een koning die, gemeten aan het bloedvergieten dat hij veroorzaakt heeft, thuishoort in het rijtje van Stalin, Hitler, Mao en Pol Pot. Geen Belg die erover denkt dat het meer dan gepast zou zijn, uit respect voor de miljoenen slachtoffers, zijn fiere standbeeld op de dijk in Oostende van zijn sokkel te halen.
Nie wieder
Momenteel werk ik met een cast van Belgische en AfroEuropese actrices en acteurs aan Black. Het stuk is het eerste deel van de trilogie The sorrows of Belgium en thematiseert de duistere feiten over Belgisch Congo en de Vrijstaat. Uit de veelheid van materiaal waaruit we putten, valt te lezen dat wij Belgen ons vooral een goed alibi verschaft hebben. Door onze collectieve schuld op Leopold II af te schuiven, kunnen we de ogen sluiten voor al die Belgen die de orders vanuit Brussel met niets ontziend geweld hebben uitgevoerd. Ervan uitgaand dat de gekleurde medemens geen mens is, maar een ‘wilde’ die alleen met geweld ‘geciviliseerd’ kon worden.
De afgelopen achttien jaar heb ik in Duitsland geleefd en gewerkt, en heb ik ervaren hoe de Duitsers zich bijna dagelijks de vraag naar het Warum stellen. Vragen die zich niet alleen bezinnen over het systeem dat Adolf Hitler installeerde, maar ook over de rücksichtslosigkeit waarmee de uitvoerders van dat systeem hun moordende opdrachten aanvatten. De voorbeeldigste huisvaders verdienden goed geld, met mensonterende jobs. Op scholen wordt dat voortdurend toegelicht, om de jeugd van het nie wieder te doordringen. Racistische koren zijn helaas ook in de Bundesliga een fenomeen. Iets dat zich tegenwoordig overal voordoet – in Italië worden teams met racistische koren bestraft en moeten ze vervolgens voor een leeg stadion spelen.
Maar ook in België worden stadions ontsierd met dom racisme. Hét bewijs hoe weinig historisch bewustzijn er is, hoe weinig de doorsnee
Dat iemand vanuit het buitenland moet komen om ons op onze morele plicht te wijzen, is op z’n minst pijnlijk
Belg zich bewust is van de gruwelen in Congo, een land dat nog altijd lijdt onder de plunderingen van toen.
Gastarbeider
In Black volgen we het spoor van William Henry Sheppard, een van de eerste AfroAmerikaanse missiona rissen die op missie naar Congo trok en getuige was van het geweld dat de Force Publique aanrichtte. Bij zijn terugkeer in Amerika eindigde hij zijn lezingen met de woorden: ‘Als een man van God, dames en heren, naar Afrika gestuurd om het woord van Jezus te verspreiden en de offers die hij voor de mensheid heeft gebracht, ben ik met een gevoel van schaamte teruggekeerd naar ons geliefde land. Hoe kunnen we echt geloven in de Almachtige? Hoe kunnen we Hem onder ogen zien in onze gebeden, wetende wat er in Zijn naam is gebeurd?’
Dat is ook wat mij rest als Belg, als ik die VNgezant hoor zeggen dat het hoog tijd wordt dat België zich excuseert voor wat er in Congo gebeurd is: schaamte. Alleen al het feit dat er in heel het land een discussie wordt gevoerd of we ons al dan niet moeten excuseren (DS 19 februari) ... Dat is ronduit beschamend.
De afgelopen twintig jaar heb ik als gastarbeider in het buitenland vertoefd. Sinds kort ben ik weer in België komen wonen, ik wilde bij mijn familie zijn. Sinds kort weet ik weer hoe het voelt om Belg te zijn. Dat unieke gevoel van schaamte, een gevoel dat diepgeworteld zit in de Belg. En als zelfs onze eerste Belg, le roi luimême, zich niet wil/kan/mag excuseren, dan wil ik dat doen, en ik hoop met mij vele Belgen. Mijn hoogstpersoonlijke en welgemeende excuses aan het hele Afrikaanse continent. Bow.