Toekomstig toprechter spreekt alleen Frans: de fout van Geens?
De toekomstige voorzitter van het tweetalige hof van beroep in Brussel is alleen Franstalig. Aan de bron van haar benoeming ligt een Franstalige vacature die minister van Justitie Geens openstelde. Dat had een Nederlandstalige vacature moeten zijn.
BRUSSEL I Op 2 april treedt Laurence Massart aan als nieuwe voorzitter van het Brusselse hof van beroep. Binnen en buiten de rechtbank leeft de vrees dat haar functioneren zwaar zal worden belemmerd door haar praktisch onbestaande kennis van het Nederlands (DS 20 februari). Doordat in de wet over het taalgebruik in rechtszaken niet staat dat de eerste voorzitter van het Brusselse hof van beroep beide landstalen moet beheersen, is het mogelijk dat die korpschef louter Frans of Nederlandstalig is. Onder meer advocatenverenigingen contacteerden minister van Justitie Koen Geens (CD&V) in het verleden al om hun wrevel daarover te uiten.
De basis van de benoeming is de vacature voor de nieuwe eerste voorzitter van het hof van beroep, die op 1 juni verscheen. De opmaak van vacatures voor magistraten is een bevoegdheid van de minister van Justitie. Binnen het gerecht, en zeker binnen het Brusselse hof van beroep, ging iedereen er van uit dat die vacature Nederlandstalig zou zijn. De afscheidnemende voorzitter, Luc Maes, is immers Franstalig. Normaal gezien, zo staat het ook in de wet, volgt een Nederlandstalige een Franstalige op, en omgekeerd.
‘Met verbazing nam ik kennis ...’
Maar de vacature die minister Geens openstelde, was tot ieders verbazing gericht op Franstaligen. Dat botste ook bij het Brusselse hof van beroep op onbegrip. Afscheidnemend voorzitter Maes contacteerde Geens snel na de publicatie van de vacature. ‘Met verbazing nam ik kennis van de publicatie in Het Staatsblad (van de Franstalige vacature, red.)’, staat in een brief aan het kabinetGeens, die De Standaard kon inkijken.
Maes verwijst naar de wet die bepaalt dat opeenvolgende voorzitters bij het hof van beroep moeten wisselen van taalrol. Hij schrijft: ‘Volgens mijn Franstalige diploma lijkt het me dat mijn opvolger van de Nederlandstalige taalrol zou moeten zijn.’
Hij voegt er nog aan toe dat de opvolger en dus ook de vacature Franstalig hadden mogen zijn als hij zijn mandaat voortijdig had beëindigd. Maar dat is niet het geval: Maes zal op 1 april een volledige termijn van vijf jaar hebben vervuld. (Hij volgt zichzelf niet op, want hij gaat met pensioen.)
Maes vroeg op het einde van zijn brief aan minister Geens om de Franstalige vacature aan te passen door er een Nederlandstalige van te maken.
Dat is niet gebeurd. In een antwoord op de brief van het hof van beroep laat minister Geens weten dat de vacature volgens hem correct is opgesteld. Om de Franstalige vacature te motiveren, verwijst het kabinetGeens naar voorbereidende werken op een wetswijziging uit 2006. Toen kwamen er nieuwe regels over de taal van magistraten. In die voorbereidende werken staat onder meer dat de taalrol van de eerste voorzitter bij het hof van beroep niet verandert als zijn mandaat niet wordt hernieuwd. Met andere woorden: wanneer iemand na vijf jaar beslist om zichzelf niet op te volgen, kan de nieuwe voorzitter dus van dezelfde taalrol zijn.
Maar die passage, waar Geens zich op baseerde, heeft de uiteindelijke wet niet gehaald. Er kwam namelijk een amendement van de regering op het ontwerp. Het resultaat is dat de taalrol van de eerste voorzitter alleen dezelfde blijft bij een voortijdige beeindiging van een mandaat, niet meer wanneer iemand zichzelf niet opvolgt – zie vandaag het artikel 259 van het gerechtelijk wetboek.
KABINETGEENS