Weer thuis in de Westhoek
‘Wat we meekregen van onze Vlaamse roots? Dat we op ons zevende al met een tractor reden. En dat we de koeien moesten melken’
PATRICIA LOUWAGIE
Zeven zussen uit Minnesota bezochten de voorbije dagen de streek rond Boezinge. Daar vertrok meer dan 100 jaar geleden hun grootvader, om zijn geluk te beproeven in de VS. ‘We kwamen naar hier uit nieuwsgierigheid, maar het werd snel een emotionele herbronning.’
BOEZINGE I Ze wonen inmiddels verspreid, in Zwitserland en Arizona en vooral in het zuiden van Minnesota. Maar hun verre wortels liggen in Vlaanderen. Daarom besloten Christine, Marilyn, Ruth, Liz, Sandy, Patricia en Laurell Louwagie om samen voor het eerst over te steken. Naar Boezinge (Ieper), de plek waar Hector Louwagie in 1906 als oudste zoon vertrok om in de VS een dynastie te stichten. En naar Oostvleteren, waar de familieboerderij van de Louwagies staat.
Het tijdstip van hun bezoek is een antwoord op het recente overlijden van hun vader, Maurice, zegt Laurell. De zussen komen sowieso elk jaar samen, maar dit keer moést dat in België zijn. Daar hebben ze neven en nichten die ze nooit eerder hebben ontmoet. En vooral, daar staat het Zuidhuis, de bewuste boerderij die ze in hun oudste fotoalbums zagen. In vergelijking met de enorme silo’s in eigen land oogt ze onbetekenend, maar dit is familiegeschiedenis.
‘We waren nieuwsgierig, en dat slaat om in grote emoties, nu we
the chapel zien’, zegt Patricia. De kleine Mariakapel aan de oprit van het Zuidhuis werd in 1920 gebouwd uit dankbaarheid voor het feit dat vier zoons Louwagie in het leger allemaal ongedeerd terug thuis waren gekomen van de Eerste Wereldoorlog. ‘Heel ons leven werd ons dat verhaal verteld. Het is ons familiemirakel. Hier nu te zijn brengt dat alles krachtig naar boven.’
De sleutel wordt gehaald, het kastje gaat open, ze raken het Ma riabeeld aan en bidden. Hun fami lie werd in de eeuw die volgde door het lot erg gunstig bejegend. Dankbaarheid is op haar plaats.
Buufstekken
Hector Louwagie was een van de 64.598 Europese passagiers die in 1906 vanuit Antwerpen een reis boekten naar het beloofde land, op het luxestoomschip De Fin land. Tot dan had hij in Reninge bij een suikerbakker gewerkt. Had hij in Cyriel Buysses toen erg populaire toneelstuk Het Gezin
Van Paemel horen spreken over ‘een land waar ze dagelijks “buuf stekken” in plaats van “kerne melkpap” eten’? Alleszins had hij de ronselaars gehoord die jonge boerenzonen kwamen verleiden om naar Amerika te gaan.
Tussen 1850 en 1930 vertrok ken 150.000 Belgen per schip naar de VS. Michel Provoost, een van de vele boeren in de familie en nu op rust, graaft diep in zijn geheu gen. ‘Er was toen een heel bekend liedje. ‘Wie gaat er mee naar Amerika/ Daar moeten we niet wer ken/ Eten en drinken op ons ge
mak/ Slapen al in de velden.’ Hij heeft Hector destijds meermaals op bezoek zien komen. De rijke nonkel uit de VS, die bij aankomst een auto kocht en hem bij vertrek achterliet voor zijn vader, David Louwagie.
In de VS sloot Hector aan bij zijn oom Isidoor, die in 1881 vertrokken was. Die hakte hout in Montana, belandde daarna in Lyon County, Minnesota. Daar waren in 1862 de Sioux verdreven, en verdeelden verschillende Europese stammen de vruchtbare prairie naar een Europees NoordZuid model. Neef en oom huwden in 1912, allebei met een Belgische. Hun gezinnen waren groot. De kinderen werkten, zoals in Vlaanderen, mee op het land. In het weekend speelden de families ‘rolle bolle’, zoals de Vlaamse pe tanquevariant ‘bolletra’ daar tot vandaag heet. Allen huwden ze Belgische afstammelingen. De Louwagies zijn vandaag een clan die véél land bezit.
Experiment
We gaan op bezoek bij Wim Provoost, een van de laatsten in de Vlaamse familietak die van daag nog een boerderij hebben. Bij een kop koffie vertellen Patri cia, Laurell en Sandy hun verhaal. Het lijkt een sociaal experiment: wat hebben deze vrouwen, opge voed in een van dé BelgoAmerikaanse pleisterplaatsen, meege kregen dat nog naar die Vlaamse roots verwijst?
‘Dat we op ons zevende al op een tractor zaten’, zegt Patricia. ‘En dat we de koeien moesten melken. Wij allemaal! Hard wer ken was eigen aan de familie.’ En dat de boerderij heel functioneel was. ‘Ik herinner me geen bloe men, zoals ik hier zie’, zegt Lau rell. ‘Een tuin diende om uit te eten. Hector zag dat zo en onze vader nam die visie over.’ Dat Maurice vooral dochters had, maakte voor hem geen verschil. Ook die moesten mee het land op.
Hun vader huwde een Hollandse, Bernadette Bot. Geen toeval, want Vlamingen en (katholieke) ‘Hollanders’ vonden elkaar goed in Grandview, de gemeente die bisschop John Ireland in 1881 tot ‘Ghent’ omdoopte, om katholieken te lokken. Dat lukte. In 1910 was de helft van Ghent Belgisch, en die Belgen hadden toen al 30 procent van het land verkregen door veel harder te werken dan de andere migranten, slim te kopen, en hun vele zonen goed uit te huwen.
Belgen waren excellente migranten, schrijft Joseph Amato, auteur van Servants of the land.
‘Trouw aan hun woord. Geen flierefluiters. Goeie buren. Lossen tegenstand soepel op. Gaan naar de kerk. Houden hun families bijeen. Volgen de wet.’ In 1990 vatte een Belgische oude man het voor hem samen: ‘Jullie werken om te leven, wij leven om te werken.’
Verstikkend
Vlaamse klei plus religieus conservatisme: was dat niet verstikkend? Het lijkt alsof die Vlaamse migranten een generatie langer vastgekluisterd bleven aan hun oude gewoontes dan in de snel veranderende maatschappij in Vlaanderen en in de VS.
Laurell begrijpt het wel. ‘Onze voorouders moesten overleven: dat conservatisme was een noodzaak. Onze ouders waren heel katholiek, maar ik vraag me af of die migranten ook niet in belangrijke mate naar de kerk gingen om sociale redenen. Elkaar wekelijks terugzien geeft vertrouwen. Toen Maurice, mijn vader, later op bezoek kwam in Vlaanderen, begreep hij niet waarom Vlamingen niet langer naar de kerk gaan.’
Hun ‘American dream’ vond plaats in een Vlaamse context. ‘Het was een familie die veel toedekte’, zegt Patricia. ‘Veel familiegeschiedenis kregen we pas later, tot zelfs nu pas, te horen. Ze wilden ons beschermen en dat ging ver: onze ouders waren bang dat we lui zouden zijn en daarom mochten we bijvoorbeeld niet meedoen met naschoolse activiteiten, zoals sport. Dat paste niet in hun wereldbeeld.’
Ze hebben gerebelleerd, tegen
‘Mijn ouders waren al veertigers toen ik geboren werd. Ik voelde thuis een conservatisme dat ik totaal niet bij mijn vrienden herkende’
SANDY LOUWAGIE
dat gesloten wereldbeeld van die hardwerkende Vlaamse families die bij voorkeur onder elkaar huwden. Bijna alle broers en zussen van Maurice huwden met katholieke nazaten van Belgische inwijkelingen. Dat hebben zij niet meer gedaan, op drie van hen na – er wonen nu eenmaal véél Belgische nazaten in Lyon County. ‘Maar de tijd van die grote samenkomsten is voorbij’, zegt Patricia. ‘Hector heeft meer dan duizend nakomelingen. Daar zijn de zalen ook te klein voor.’
American dream
Hun grote dilemma was de botsing tussen de grote gemeenschapszin die de familie aankleefde, en de Amerikaanse nadruk op persoonlijke vrijheid.
‘Een van de grote troeven van de Vlamingen was hun collectiviteit’, zegt Patricia. ‘Wij moesten zelfs niet met andere Vlaamse families bonden. Via onze vader en moeder waren we al deel van 18 gezinnen, die geregeld samenkwamen. Het respect voor de grootouders was enorm. Maar die nadruk op de eigen familie was in tegenspraak met de zeer individualistische samenleving waarin we ook opgroeiden. De familiedroom botste op de “American dream”: voor mij was dat een dissonante.’
Laurell: ‘Toen ik naar de universiteit ontsnapte, ontdekte ik dat intussen de sixties hadden plaatsgevonden.’ En Sandy, een van de jongste zussen, ziet ook een generatiekloof. ‘Mijn ouders waren al veertigers toen ik geboren werd. Ik voelde thuis een conservatisme dat ik totaal niet bij mijn vrienden herkende.’
En dan moeten ze weg, op naar de volgende Vlaamse statie.
Eén Vlaamse traditie hebben ze allemaal vastgehouden. Elke jaar wanneer de kerst nadert, halen ze de bakijzers boven die ze kregen van hun moeder, en bakken ze ‘Belgian cookies’ voor de hele familie. Het blijkt om de wafeltjes te gaan die in de Westhoek ‘lukken’ heten. ‘Je moet er een beetje vanille en een heel klein beetje rum in doen’, fluistert Patricia. En Sandy en Marilyn hebben hun dochters al hun eigen bakijzers cadeau gedaan. Het product industrialiseren? Daar is geen sprake van. Dit blijft in de familie.