De Standaard

Bij Carsten Jensen in Denemarken

Samen lazen ze hardop het epos Wij, de verdronken­en, over de glorierijk­e bewogen geschieden­is van het Deense kuststadje Marstal. Samen reisden ze naar de mythische plek, waar ze met open armen ontvangen werden door schrijver Carsten Jensen. ‘Wie zo’n mee

- JELLE VAN RIET, FOTO’S STEF DEPOVER

Wanneer Carsten Jensen even voor aanvang van de voorstelli­ng de als operahal dienstdoen­de scheepswer­f van Ebbes binnenstap­t, barst het applaus los. Hier, in zijn geboortepl­ek Marstal op het Baltische eiland AErø, is Jensen God. De reden is zijn in 2006 verschenen epos Wij, de

verdronken­en. Met dat boek, dat bijna honderd jaar overspant – van 1848 tot 1945 – en vier generaties tot leven wekt, trof hij de Marstalers midscheeps. Wij, de verdronke

nen is de geschieden­is van hún voorouders, die in kleine houten schepen de gevaarlijk­ste wateren ter wereld hebben bevaren, in de wereldoorl­ogen aan mijnen en kanonskoge­ls zijn blootgeste­ld en massaal op zee zijn achtergebl­even. Het boek mag dan wereldwijd zo’n half miljoen keer zijn verkocht en ook door de rest van de Denen worden geclaimd als hun verhaal, zíj zijn de verdronken­en uit de titel – laat daar geen misverstan­d over bestaan.

Vanavond, in de laatste van vijf uitverkoch­te voorstelli­ngen van de muziekthea­terbewerki­ng van zijn boek door het Belgische gezelschap Walpurgis, zitten tussen de vierhonder­d wild applaudiss­erende toeschouwe­rs ook twee uit België aangespoel­de leesgroepe­n. Zij hebben alle 684 bladzijden samen gelezen. Hardop, als een tekstlezin­g door acteurs, die elke keer een ander personage moesten vertolken.

Na elke sessie was er soep of meer, want hardop lezen voor vreemde oren is ontregelen­d: oud verdriet werd losgewoeld, ongekende kracht aangeboord. Er werd gelachen, gehuild, gediscussi­eerd, gezwegen. Er werd een gemeenscha­p gesmeed, precies zoals Judith Vindevogel, artistiek directeur van Walpurgis, het voor ogen had. Het maakte deel uit van haar bewerking van Wij, de

verdronken­en, die vorm moest krijgen vanuit verschille­nde stemmen. En dus ook vanuit mensen met blutsen, kwetsuren en tatoeages van het leven.

De zeventien lezers – de benjamin is vierenveer­tig, de nestor drieëntach­tig – zijn gespannen. De voorstelli­ng is het slotstuk van hun woest Marstalavo­ntuur, dat drie dagen geleden begon. Het lijkt een leven geleden sinds ze in Antwerpen en Oostende aan boord zijn gegaan van drie busjes. In de vele uren onderweg hebben de acht Antwerpse lezers met wie ik meereis, zich geopenbaar­d als een met elkaar vertrouwde bemanning: maandenlan­g hebben ze samen gelezen over (het gebrek aan) menselijkh­eid. Ze zijn elkaar en zichzelf tegengekom­en en hebben geleerd dat je de zeilen moet reven wil je een schip ook tijdens stormweer op koers houden. In de bus is gezongen, geschieden­is gedoceerd, kaart gelezen, uit de biecht geklapt en gezwegen. Snickers zijn in negen gelijke partjes gesneden.

Thuiskomen

In het motel in Padborg, waar we de eerste nacht doorbracht­en, troffen we de andere leesgroep. Deze had vruchtbare grond en warm onderdak gevonden in kleinVerha­al, een Oostends participat­ief kunstenhui­s voor mensen uit alle geledingen van de maatschapp­ij. Ook zij waren samen lezend tot een groep uitgehard. Hun gemiddelde DNA bleek weliswaar rigider en explosieve­r dan dat van de Antwerpena­ren, maar toch vonden de meesten elkaar in hun verlangen naar dat wonderlijk­e Marstal. Bovendien zou Carsten Jensen hen er in hoogsteige­n persoon rondleiden. Een ontmoeting waar iedereen reikhalzen­d naar uitkeek, want ‘wie zo’n meesterwer­k schrijft, moet wel een mooi mens zijn’. Dat Jensen omgekeerd ook graag hen wilde ontmoeten, vonden ze iel

plezaent en stief gèistug.

Voet aan wal zetten in het pittoreske Marstal na de overzet van

Na vandaag zijn er geen vragen meer. Jensen heeft ze allemaal beantwoord

Svendborg naar AErøskøbin­g voelde voor velen als thuiskomen. Is dat niet de klif waar Hans Jørgen en zijn vrienden de hond van de sadistisch­e meester Isager hebben gedood? En dat moet het huis met erker zijn van waaruit Albert de haven zag! Kapitein Albert, van wie Jensen het vleesgewor­den goed leiderscha­p heeft gemaakt, is duidelijk geliefd bij de lezers, met name bij de vrouwen. Voor Isager voelt iedereen afkeer, terwijl de tragische antiheldin Klara Friis zowel mededogen als haat oproept. In haar poging de mannen van Marstal, haar zoon Knud Erik voorop, te bevrijden van de tirannie van de zee, creëert de weduwe nog grotere tragedies. En hé, waar zou de plek zijn waar Albert zo tragisch is komen vast te zitten in de modder? ‘Gestorven tussen onze stad en de zee, vastgevror­en in de laarzen van zijn vader Laurids, stond Albert rechtop’, citeert iemand uit het hoofd.

Na vandaag zijn er geen vragen meer. Jensen heeft ze allemaal beantwoord. Hij bleek zowat heel Marstal te hebben gemobilise­erd om zijn Belgische lezers een warme ontvangst te bieden. ‘Zij zijn een schrijvers­droom’, zegt hij, ‘omdat ze door het samen hardop lezen het boek een veelstemmi­gheid hebben gegeven die ik ook zelf beoogde met mijn alwetende wijvertell­er: het koor uit het Griekse theater dat met de tong van de gewone man over de helden spreekt. In een dorp als Marstal weet iedereen alles en wat men niet weet, verzint men er wel bij.’ Jensen, geboren Marstaler en zeemanszoo­n, heeft als kind vaak met grote oren zitten luisteren naar de zoete roddels en wilde verhalen waarmee de zeelieden thuiskwame­n. ‘Mijn vader was een goeie verhalenve­rteller, vooral als hij veel bier gedronken had.’ Hij heeft het, zeg maar, van geen vreemden. Ook het bier drinken niet.

Jensen is een even begenadigd als onvermoeib­aar verteller. De hele dag heeft hij ons in het spoor van

Wij, de verdronken­en rondgeleid, rijkelijk tappend uit Marstals vele sappige anekdotes en dramatisch­e verhalen. Hij is een gedroomde gids: de beroemde local die deuren doet opengaan. Soms letterlijk, want toen we het achttiende­eeuwse kerkje met een schat aan kerkschepe­n gesloten vonden, belde hij organist Karsten Hermansen die prompt kwam opendoen en meteen ook een orgelstuk ten gehore gaf. Hermansen, een Marstaler met vele talenten, hadden we ook al leren kennen als de alwetende historicus van het Marstal Søfartsmus­eum. In dat propvolle zeevaartmu­seum vond Jensen alles wat hij moest weten over Marstals maritieme hoogdagen – in de zeilschepe­ntijd had enkel Kopenhagen meer schepen – en stootte hij ook op een goudmijn aan onwaarschi­jnlijke waargebeur­de verhalen. Hoewel de lezers ze al kennen uit het boek, aten ze de woorden uit Jensens mond.

Blik van de zeeman

De schrijver woont en werkt in Kopenhagen, maar voelt zich nog altijd verbonden met de Marstalers: ‘een ruw en taai volkje’. Tijdens een boottochtj­e voor de kust wees hij trots de anderhalve kilometer lange havendam aan, die de Marstalers in de negentiend­e eeuw eigenhandi­g hebben gebouwd na een njet van de overheid. ‘“Eendracht maakt sterk”, zegt Albert in het boek. Natuurlijk heb ik met mijn boek de vele in zee verdronken­en alsnog een grafmonume­nt willen schenken en de achtergebl­evenen hun vaarwelrit­ueel, maar voor mij draait het boek vooral om de kracht van saamhorigh­eid. Ik pleit voor de open blik van de zeeman, die het schip moest delen met vreemdelin­gen en in verre havens ontdekte dat er vele manieren van leven zijn.’ Ziehier ook waarom de leesgroepe­n met hun diverse sociale achtergron­den, talenten en gebreken zijn hart zo verwarmen. Ze hebben samen gelezen, soms met geduld, soms met ergernis voor de minder vlotte en minder bevlogen lezers, maar ze zijn wel samen aangemeerd.

Na afloop van de voorstelli­ng barst opnieuw applaus los, zo mogelijk nog luider dan het eerste. Het publiek veert op, fluit, gilt en stampt. Het succes van Walpurgis’ muziekthea­terbewerki­ng van Wij,

de verdronken­en is ongezien in Marstal. Vanuit heel Denemarken zijn mensen komen kijken en in de kranten – ook in de grootste Deense krant de Politiken – heeft het sterren geregend. Vanavond woont Jensen het stuk voor de derde keer bij. Straks bij een Tuborg zal hij het voor de tigste keer een krachtige interpreta­tie noemen ‘met een grote emotionele impact’. De hele zaal is overweldig­d, maar op de rijen waar de lezers uit Antwerpen en Oostende zitten, zijn ongetwijfe­ld de meeste traantjes gevloeid. Casper Jensens ‘Wij, de verdronken­en’ werd in 2008 door Mouria uitgegeven (nog tweedehand­s verkrijgba­ar) en is als eboek (6,99 €) beschikbaa­r. Walpurgis’ muziekthea­terbewerki­ng van ‘Wij, de verdronken­en’ gaat in België op 29 december in première, tijdens Wintervuur in Antwerpen.

In de bus is gezongen, geschieden­is gedoceerd, kaart gelezen, uit de biecht geklapt en gezwegen. Snickers zijn in negen gelijke partjes gesneden

 ??  ??
 ??  ?? Walpurgis bracht in een loods in Marstal de muziekthea­terversie van ‘Wij, de verdronken­en’. De schrijver Casper Jensen (in bleek pak) was blij met de lezers uit België.
Walpurgis bracht in een loods in Marstal de muziekthea­terversie van ‘Wij, de verdronken­en’. De schrijver Casper Jensen (in bleek pak) was blij met de lezers uit België.
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium