Houd op met salafisme te vergoelijken
Wie salafisme witwast, zoals Othman El Hammouchi onlangs deed in deze kolommen, plaatst zichzelf buiten de rechtsstaat, schrijft LEO NEELS. Zo iemand verdient geen forum, niet op scholen en ook niet in de krant.
NRC Handelsblad en Nieuwsuur (NOS) brachten het lesmateriaal van de Nederlandse Koranscholen uit, dat de radicale salafistische islam promoot (DS 12 september). Zo leren kinderen vanaf de leeftijd van tien jaar er dat mensen met een andere religieuze overtuiging de doodstraf verdienen, net zoals holebi’s of moslims die een buur een fijne kerst toewensen. Of nog, dat jongens hun ogen moeten neerslaan wanneer ze een meisje kruisen, of dat van dieven de hand wordt afgehakt of nog, dat overspeligen worden gestenigd.
In een opiniestuk (DS 13 september) kwam Othman El Hammouchi op voor de ‘vrije meningsuiting voor Koranscholen’, met een pleidooi tegen de ‘criminalisering van onpopulaire, maar orthodoxe islamitische doctrines’, en tegen ‘de ongewenste beknotting en bemoeienis vanuit de overheid’ tegen vrije opinies over homoseksuele betrekkingen, buitenechtelijke relaties en de verhoudingen tussen man en vrouw.
Zijn stuk wast de radicaalste lezing van de islam wit en rust, net zoals zijn boek Lastige vragen, de knoop in de westerse ziel op een radicale opvatting van godsdienstvrijheid als vrijbrief voor salafisme. Hoewel hij de indruk wil wekken te redeneren binnen onze normen, staat zijn discours er totaal buiten.
In ons rechtsbestel zijn fundamentele rechten niet absoluut: alle fundamentele rechten kunnen beperkt worden, zowel volgens de Grondwet (art. 19) als het Europees Mensenrechtenverdrag (art. 9). De vrijheid
Het burgerlijk gezag gaat voor op het kerkelijke, en de overheid moet deze radicale religieuze opvattingen bestrijden
van godsdienst bestaat maar binnen de rechtsstaat, niet erbuiten of erboven. Daaruit vloeit voort dat uitspraken die men religieus wil legitimeren, altijd onderworpen zijn aan juridische beperkingen. Godsdienst kan dus geen rechtsbron zijn.
De radicale leerstellingen die in de Koranscholen worden onderwezen, en die in de reportages werden geopenbaard, overschrijden bestaande rechtsregels. Zo verbiedt het discriminatierecht om mensen te discrimineren vanwege hun geslacht of geloof. En meningsuitingen die oproepen tot haat of geweld zijn strafbaar.
Over holebi’s, ongelovigen of personen die anderen een fijne kerst toewensen beweren dat ze de doodstraf verdienen, of over dieven dat men hen de hand moet afhakken, staat buiten de rechtsstaat en suggereert dat de islam geweld rechtvaardigt naast het geweldsmonopolie van de staat. Zulke bestraffingen zijn een misdrijf en de oproep ertoe valt buiten de vrijheid van meningsuiting: godsdienst is geen rechtvaardigingsgrond om een misdrijf te plegen of om zulke uitingen te doen.
Ook bij ons worden grote inspanningen geleverd door imams, zoals Khalid Benhaddou, om deze radicale salafistische stroming binnen de islam aan te klagen. Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (Ocad) kwalificeert die salafistische islam terecht als gevaarlijk en verontrustend. Ze wordt nochtans wekelijks in tientallen Koranscholen in het land onderwezen,
onder het mom van de godsdienstvrijheid. Daartegen moet de overheid krachtig optreden, maar in Vlaanderen hebben we zelfs nog geen begin van zulk beleid.
Voorts impliceert de scheiding van kerk en staat geen verbod voor de overheid om radicale islamopvattingen fors te bestrijden, zoals El Hammouchi in zijn apologie van het salafisme beweert. Ze houdt zelfs in dat het burgerlijk gezag altijd voorgaat op het kerkelijke, en overheden moeten de radicale opvattingen die onder het mom van godsdienstvrijheid beleden worden, overeenkomstig de Grondwet en het EVRM, bestrijden.
De scheiding van kerk en staat is, tot slot, ook een scheiding van kerk en buitenlandse staat. Moskeeën, imams en Koranscholen moeten binnen het rechtsbestel opereren, ze kunnen niet vanuit andere staten worden opgezet of gefinancierd. Ook dat moet krachtdadig aangepakt worden.
Het wekt verwondering hoe onachtzaam het beleid blijft omgaan met deze zaken. We kunnen ons dat niet veroorloven. Een rechtsstaat vergt voortdurend aandacht en onderhoud, en gaat teloor bij gebrekkige handhaving van zijn beginselen.
De beginselen van menings en godsdienstvrijheid legitimeren op geen enkele manier het salafistisch onderricht. El Hammouchi verwringt deze beginselen, met de bedoeling aan de godsdienstvrijheid een radicale gelding toe te kennen en salafisme te vergoelijken. Daarmee staat hij buiten de rechtsstaat, en dat verdient geen podium, in scholen noch in media.