Soft ketchup
A ls de stam van een zwak werkwoord eindigt op een van de medeklinkers van ‘’t kofschip’, dan eindigt het voltooid deelwoord op ‘t’ en de onvoltooid verleden op ‘te’. Zo hebben wij het altijd geleerd. Niemand die wist wat een kofschip was, maar dat deerde niet. Ikzelf beeldde me altijd een schip vol kof in. Dat kof werd eerst van het karen gescheiden, waarna het overzees werd geëxporteerd, voor koffie of zo. Ja, een ezelsbruggetje werkt het best als je je de ezel op het bruggetje realistisch kunt inbeelden.
Later, aan de universiteit, hoorde ik medestudenten over ‘’t fokschaap’ praten. Viezeriken, dacht ik aanvankelijk, maar het bleek een regionale variant op ’t kofschip. Het voordeel daarvan, boven op het feit dat een fokschaap wel bestaat, is dat er geen ‘i’ in het woord zit. Bij
‘’t kofschip’ zou je nog verkeerdelijk kunnen denken dat een stam die eindigt op een ‘i’ ook een achtervoegsel ‘te’ krijgt. (Ook al tellen de klinkers niet mee.)
Maar ’t kofschip is gezonken en over fokken met schapen mag het niet meer gaan. Want wat leren de kinderen nu op school, merkte ik toen ik met mijn nichtjes filosofeerde over de valkuilen van de Nederlandse spelling? ‘Soft ketchup’.
Oké, ik begrijp dat het onderwijs mee met zijn tijd moet – ook al stond in hun cursus Frans ‘un école’ en ging het in hun taalboek over ‘het vork’. Maar ‘soft ketchup’, dat zijn twéé van oorsprong nietNederlandse woorden om een van de meest Nederlandse regels uit onze taal uit te leggen. Bovendien komt de ‘t’ er tweemaal in voor. En wat is dat überhaupt, softe ketchup? Noemen kinderen voortaan tomaten dan ‘harde ketchup’? En dan maar klagen dat kinderen bij alles ketchup willen.
Het probleem is dat er geen bestaande woorden zijn met t, k, f, s, c, h én p erin. En toch durven we hier een lans te breken voor schaakfopt, kaafschopt, pukschaft of koftschap.
’t Kofschip is gezonken en over fokken met schapen mag het niet meer gaan