Staatsgreep of niet, Europa moet ingrijpen
LODE DELPUTTE vreest dat het protest in Bolivia nog verder zal escaleren nu de conservatieve Jeanine Áñez interimpresident is.
In Bolivia heeft uiterst rechts de macht overgenomen van de linkse, inheemse president Evo Morales, die naar Mexico gevlucht is. Hoewel Morales de voorbije jaren veel van zijn pluimen heeft verloren, is het nog de vraag of de remedie, belichaamd door zijn aartsconservatieve opvolgster Jeanine Áñez (DS 21 november), niet erger is dan de kwaal. Gemeten aan het bloedvergieten van de jongste weken, en aan Áñez’ wraaklustige discours, valt te vrezen van wel. De Boliviaanse ombudsdienst voor de mensenrechten, die het aantal slachtoffers bijhoudt, telt 32 doden en 804 gewonden – officiële cijfers die volgens lokale waarnemers mogelijk een stuk hoger liggen.
Alleen al in Sentaka, de plaats nabij La Paz waar het leger dinsdag een einde maakte aan de wekenlange blokkade van een benzinedepot door Moralesaanhangers, vielen acht doden. Volgens de nieuwe minister van Defensie, Luis Fernando López, hebben de troepen daar geen schot gelost. Maar die boodschap klinkt niet geloofwaardig in het licht van het vrij spel dat de militairen eerder van de regering kregen: decreet 4.078, goedgekeurd op 14 november, maakt hen feitelijk straffeloos na operaties tot herstel van de openbare orde. Een tweede decreet voorziet in een aanzienlijke verhoging van de legerbegroting.
President Áñez predikt vrede en verzoening, maar wil tegelijk Morales aanklagen voor opruiing en terrorisme. Het protest van zijn aanhang doet ze af als vandalisme. In een interview met de BBC sprak het staatshoofd taal die zo aan het mccarthyisme deed denken. Ze beschuldigde haar voorganger van ‘atheïsme’ en stak niet onder stoelen of banken dat ze de seculiere staat wil uitkleden. ‘Wij zijn een volk van God’, aldus Áñez, een evangeliste die niets op heeft met de inheemse rituelen die onder de verdreven president een plaats kregen.
‘Evo’ begreep het te laat
Veel van wat vandaag gebeurt, had natuurlijk vermeden kunnen worden als Morales zelf wat eerder op de rem was gaan staan. Onder de linkse president was de extreme armoede weliswaar fors gedaald – van 38 procent in 2005 tot 15 procent vorig jaar. Maar ‘Evo’ begreep te laat hoever zijn basis afgekalfd was, zeker onder de beter opgeleiden. Zo was hij voor de democraten te ondemocratisch, voor de feministen te macho, voor de groenen te behept met de ontginning van ertsen en andere natuurlijke bronnen.
Om toch maar aan de macht te blijven, putte Morales alle wettelijke middelen uit. Of liet hij ze aanpassen, zodat hij zich alsnog weer kandidaat kon stellen voor de verkiezingen van 20 oktober. Maar toen bleek zelfs dat niet genoeg: met de uitslag werd gesjoemeld in Morales’ voordeel, de vlam sloeg in de pan.
Toch is het belangrijk het onderscheid te maken. De ontsporingen onder Morales zijn één zaak, de brutale manier waarop Áñez te werk gaat een andere. Zo is er terecht discussie over de vraag of Morales’ vertrek al dan niet een staatsgreep was (er
zijn meer argumenten vóór dan tegen die stelling), en of de nog niet beëindigde klopjacht in de politiek en het middenveld die putsch inderdaad bestendigt. Zeker het dodelijke geweld is een teken aan de wand. De internationale gemeenschap moet klare taal spreken, eisen dat Áñez duidelijkheid schept en een vreedzame overgang bepleiten, waar ook Morales’ kamp in betrokken wordt.
Burgeroorlog vermijden
Alleen: wie in de wereld kan voor heel Bolivia spreken? Op Donald Trump moeten de Moralesgezinde inheemsen uiteraard niet rekenen. Op president Jair Bolsonaro van Brazilië, een land dat vroeger doorgaans wél die rol opnam, nog minder. Doordat grote delen van ZuidAmerika in de ban zijn van sociale onrust lijkt de eigen regio geen antwoord te kunnen bieden. Venezuela en Cuba hebben de voorbije jaren dan weer ruim genoeg hun lange schaduw over Bolivia geworpen. In het land zelf, waar links noch rechts tot een compromis bereid is, had Morales’ gematigde rivaal Carlos Mesa een rol kunnen spelen. Maar hij laat zich amper zien of horen.
Europa kan wel in de bres springen. De Europese Unie en haar lidstaten hebben flink wat ervaring in het begeleiden van overgangsprocessen, ook in LatijnsAmerika. Europese regeringen kunnen druk uitoefenen opdat de rivaliserende facties zich van geweld onthouden en de dialoog aangaan. Europa kan ook transparantie eisen over de bloedbaden én erop aandringen dat, in afwachting van een nieuwe stembusgang, Jeanine Áñez de honneurs aan een minder controversiële persoonlijkheid overlaat.
Het woelige Bolivia heeft in de geschiedenis al vaak op de rand van de burgeroorlog gebalanceerd, het moet er vooral niet echt van komen.
Veel had vermeden kunnen worden als Morales zelf eerder op de rem was gaan staan. Toch is de brutale manier waarop Áñez te werk gaat van een andere orde