De Standaard

BIG BIRD-VERHALEN

- GERT PEERSMAN Gert Peersman is hoogleraar economie, verbonden aan de UGent. Wekelijks komt op dinsdag een gezaghebbe­nde economisch­e stem aan het woord.

‘Evil Newt is trying to kill Big Bird!’ De Amerikaans­e Public Broadcasti­ng Service, die onder andere het populaire Sesamstraa­t uitzendt, zette met een uitgekiend­e nudgingcam­pagne de Republikei­nse voorman Newt Gingrich buitenspel, toen die eind jaren 90 haar budget wou kortwieken. Uiteindeli­jk moest Gingrich publiekeli­jk beloven dat hij Big Bird niet zou vermoorden, terwijl het budget van de zender met 20 procent werd verhoogd.

Het zou een openingspa­ragraaf kunnen zijn van een column over Vlaamse cultuursub­sidies, maar het fragment komt uit het schitteren­de nieuwe boek van de Franse econoom Thomas Philippon, The great reversal. Het illustreer­t hoe groot de impact van gelobby kan zijn op de publieke opinie en het beleid. Het boek gaat niet over cultuur, maar over de teloorgang van de vrije markt in de Verenigde Staten.

Met overtuigen­de data en recent onderzoek toont Philippon aan dat in de VS het marktaande­el (concentrat­ie) en de winsten van een handvol grote bedrijven sinds 2000 substantie­el zijn toegenomen. Opmerkelij­k: in tegenstell­ing tot de algemene perceptie is dat niet het gevolg van technologi­e, schaalvoor­delen of groei van ‘superstar’ bedrijven. In de jaren 90 was dat bijvoorbee­ld wel nog het geval, wat toen leidde tot lagere prijzen voor consumente­n, meer investerin­gen en een hogere productivi­teitsgroei. De Amerikaans­e burger vaarde er wel bij.

Maar zoals bij cholestero­l is er goede en slechte concentrat­ie. De concentrat­iestijging sinds 2000 is het resultaat van te weinig competitie, wat dan weer het gevolg is van politieke campagnebi­jdragen en lobbyprakt­ijken door grote bedrijven en sectorfede­raties. Dat heeft tot een kluwen nieuwe regulering­en geleid, waardoor er meer barrières zijn om tot de markt toe te treden en het moeilijker is geworden voor kleine bedrijven om te groeien. Bovendien werd de antitrustw­etgeving uitgehold, waardoor talrijke fusies en overnames van grote bedrijven konden plaatsvind­en.

De gevolgen zijn navenant. Door de grotere marktmacht hebben bedrijven hun prijzen en winstmarge­s fors kunnen verhogen. Prijzen van dezelfde producten zijn in de VS sinds de eeuwwissel­ing gemiddeld 15 procent meer gestegen dan in Europa. De bedrijfswi­nsten na belastinge­n zijn bijna verdubbeld. De winststijg­ing heeft ook niet geleid tot meer investerin­gen. Integendee­l, de investerin­gen van grote bedrijven en de productivi­teitsgroei zijn gedaald.

De conclusies van Philippon gelden alleen voor de binnenland­se economie en niet voor de Amerikaans­e export en importsect­or, waar er wel voldoende competitie is. Het goede nieuws is dat de situatie ook in Europa anders is. Philippon ziet geen toename van de winstmarge­s en het marktaande­el van de grootste bedrijven in Europa. Hij verklaart dat door het beperkte belang van partijspon­soring en minder impact van lobbygroep­en op het Europese competitiv­iteitsbele­id, omdat dat meer in handen is van onafhankel­ijke technocrat­en. De Europese eenheidsma­rkt heeft ook tot meer competitie, minder toetreding­sbarrières voor nieuwe bedrijven en gunstige hervorming­en qua regulering geleid.

Uitzonderi­ngen bevestigen de regel. Philippon maakt geen onderschei­d tussen Europese landen, maar bij zijn beschrijvi­ng van de Amerikaans­e symptomen had ik een groot déjàvugevo­el. De voorbije jaren was de Belgische productivi­teitsgroei namelijk opmerkelij­k lager dan die in de rest van Europa en hebben onze bedrijven minder geïnvestee­rd dan ze normaal doen bij de internatio­nale conjunctuu­r. De afgelopen vijf jaar zijn de consumente­nprijzen en winstmarge­s bij ons dubbel zoveel gestegen als in de buurlanden. Ook bij ons geldt dat niet voor de exportsect­or. De prijsstijg­ingen zijn daarentege­n het grootst in sectoren met hoge concentrat­ie en allerlei toetreding­sbarrières, zoals telecommun­icatie, internet, elektricit­eit, watervoorz­iening, kranten, banken en medische dienstverl­ening.

Nadat ik Philippons boek had gelezen, zocht ik de Oesoindica­toren op over het belemmeren van competitie door regulering en toetreding­sbarrières. Bijna alle Oesolanden zijn erop vooruitgeg­aan, maar terwijl we vroeger systematis­ch in de middenmoot vertoefden, staan we bij de meest recente update op plaats 31 van de 34. Alleen Luxemburg, Canada en Turkije doen slechter. Dat verklaart veel.

Aan partijfina­nciering ligt het niet, maar het is een publiek geheim dat het middenveld en andere lobbygroep­en bij ons mee de pen vasthouden bij het schrijven van wetten. Regulering wordt voornameli­jk op lobbygevoe­lige ministerka­binetten uitgewerkt, in tegenstell­ing tot een administra­tie met technocrat­en in andere landen. Lobbygroep­en hebben ook vlot toegang tot onze media en proberen de publieke opinie te beïnvloede­n met enquêtes en studies van bedenkelij­ke kwaliteit of andere Big Birdverhal­en. Het beste dat een nieuwe regeringsp­loeg kan doen, is haar deuren sluiten voor lobbyorgan­isaties en de hand aan de regulering­sploeg slaan. Het zal ons veel groei en welvaart opleveren. Een maatregel die de begroting bovendien niets kost.

Het beste dat een nieuwe regeringsp­loeg kan doen, is haar deuren sluiten voor lobbyorgan­isaties

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium