Verdwaald in Bruegelland
Lisaboa Houbrechts bekijkt de tragiek van de Dulle Griet door het prisma van een dolle tijdreis.
Een krom oud mannetje dwaalt, lantaarn in de hand, over het podium. Wat lijkt op een running gag, verwijst naar één van Bruegels meest filosofische prenten: ‘Elck’, of iedereen, is op zoek naar zichzelf. En, zo geeft het onderschrift fijntjes aan: hoe zou je op die manier kunnen verdwalen?
Het is de grondtoon van de voorstelling die Lisaboa Houbrechts distilleerde uit een veelheid aan Bruegelmotieven. De Dulle Griet gespeeld door de roodharige furie AnneLaure Vandeputte, krijgt de hoofdrol. In één beweging wordt deze beroemde helleveeg, die op Bruegels schilderij een brandende stad ontvlucht, van haar clichés ontdaan. Was ze een zondebok, een heks? Stelt Bruegel haar met opzet als manwijf voor? En wat als ze geen plunderaar was, maar een erfgoedbewaker van kostbare schatten?
Houbrechts’ queeste naar zelfkennis en zin peilt, via de omweg van het vrouwbeeld in de vijftiende eeuw, naar actuele thema’s als identiteit en genderfluïditeit. Haar Bruegelproject is een nieuwe halte in het PULStraject van Toneelhuis, dat jonge makers klaarstoomt voor de grote zaal.
Slotbeeld van ‘Bruegel’: pathetisch buiten de lijntjes kleuren.
Dat podium wordt door de schare acteurs en zangers vooral ingepalmd voor een potpourri van barokke taferelen en verkleedpartijen, die pathetisch buiten de lijntjes kleuren. Op de stoet van drieste zottigheden lijkt geen maat te staan. Alles is uitver groot – ook Dulle Griets zwaard.
De twijfelende Bruegel (Andrew Van Ostade, in een
oversized schilderskiel), krijgt ervan langs. De zeven hoofdzonden, zijn meest populaire werk: allemaal aan vrouwen toegedicht. Zijn leermeester Mayken: onterecht vergeten. De Jagers in de sneeuw: een te idyllisch beeld van de Kleine IJstijd in onze contreien. Wat volgt, is een grimmig bedoeld portret van een boerengezin in barre tijden, het tenenkrommende moment van de voorstelling.
De balans tussen lichtvoetigheid en sérieux is zoek. Wat Bruegel redt, is de live muziek. Ze verbindt melancholische, oudPerzische improvisaties met madrigalen uit de renaissance. Als er ergens universele pijn doorzindert in deze overstuurde tijdreis, dan in de rauwe stemmen.