Lessen uit The Economist over
Het is niet omdat de inkomensongelijkheid stabiel blijft, dat ze geen probleem vormt, schrijft STEVEN OMBLETS. ‘Het is als radioactieve straling, het tast alles aan.’
Er is wat te doen over een recent nummer van The Economist over de evolutie van de inkomensongelijkheid. Ive Marx vond het ‘moedig’ (DS 3 december), Ruud Goossens ziet het blad het hoofd in het zand steken (DS
Dat The Economist relevant blijft, is duidelijk. Het artikel is naar goede gewoonte prima geschreven, maar wil wel erg veel in één keer doen: aantonen dat doemdenken over ongelijkheid fake news is, Piketty en co. bij het grof vuil zetten en oproepen om beleid te stoelen op feiten. Dat is allemaal legitiem als middel om de discussie op gang te brengen.
The Economist verrast wel vaker. Dat deed het in 2005 al met zijn quality of lifeindex, een schot voor de boeg waarmee het de draad weer oppikte van een zoektocht die al in de jaren 50 was begonnen. Scandinavische onderzoekers, maar ook de VN, waren toen op zoek naar een instrument om levenskwaliteit te meten en in te zetten als indicator voor beleid. Vanaf de jaren 60 deed het er plots minder toe. De maakbaarheid van de samenleving werd in de sixties hoog ingeschat. De tweeling ‘meten en weten’ werd vervangen door ‘groeien en bloeien’.
Momentum
Quality of lifeindexen zoals die van The Economist willen de relatie tussen kenmerken van het menselijk samenleven en subjectief welbevinden weergeven. Hebben bijvoorbeeld inkomen, gezondheid, sociaal leven, klimaat en geografie invloed op subjectief gemeten levenskwaliteit? Na 2005 nam de aandacht voor deze complexe benadering weer toe. Dat is zeker ook de verdienste van The Economist. Los van heel wat terechte kritiek op deze indexen, is de kern ervan waardevol. Zo’n index verlegt de aandacht van een puur economische benadering van groeien naar een meer compleet beeld van wat na te streven is. Er wordt eerder gekeken naar welzijn en ‘welworden’ dan naar welvaart. Sommigen spreken van happiness economics.
Toegegeven, ook toen al minimaliseerde The Economist het belang van inkomensongelijkheid, maar het blad benadrukte wel de sterke band met absoluut inkomen. Het poneerde dat levenskwaliteit meer afhangt van hoeveel je zelf te besteden hebt dan van wat de ander aan koopkracht heeft.
De rehabilitatie door The Economist van onderzoek naar levenskwaliteit is om twee redenen belangrijk. Op een bepaald moment stagneert de groei van levenskwaliteit in relatie tot het gemiddeld inkomen per persoon in een land. Investeren in nog rijker worden als natie heeft nauwelijks nog invloed op de levenskwaliteit. Op den duur groeit alleen de economie nog, en weinig anders. Dat is het moment om je te richten op andere groei. Dat momentum is fundamenteel. Die vaststelling zou moeten leiden tot een hernieuwde ambitie om te herverdelen. Rijke landen die daarin slagen, meten wel degelijk nog winst in levenskwaliteit.
Investeren in nog rijker worden als natie heeft op een zeker moment geen invloed meer op de levenskwaliteit.