De Standaard

‘Ik word almaar minder enthousias­t over de mens’

Het was een heftig jaar voor Herman Van Lent (56): zijn broer stapte uit het leven, zijn vader overleed en door tinnitus is het sinds kort nooit meer stil in zijn hoofd. ‘Voor mij is er geen morgen, en geen gisteren, er is alleen vandaag.’

- JOKE VAN CAESBROECK, FOTO KAAT PYPE

‘Op sommige dagen ga ik voetballen, zit ik op café, ga ik naar optredens en voel ik me een jong veulen. Op andere dagen zegt mijn lijf me dat ik toch geen al te jong paard meer ben, vooral op de dagen die volgen op zo’n café of concertavo­nd (lacht).’

‘Ik werk al meer dan 34 jaar in hetzelfde bedrijf, als shiftarbei­der in de drukkerij van een farmaceuti­sche firma: we maken gelatineca­psules die naar bedrijven verzonden worden, waar ze gevuld worden met medicijnen. Een droomjob? Neen, maar ik heb er nooit van gedroomd om iets te worden. Ik ben geen avonturier, geen ambitiejag­er; eerder een realist: werken is voor mij een manier om te kunnen leven. Op mijn 35ste al ben ik deeltijds beginnen te werken, vier vijfden. Ik had op het nieuws gezien dat dat kon, en ben daarmee naar mijn baas gestapt, die me nogal raar aankeek. Ik wil niet elke dag opvullen met werken, er moet tijd zijn voor mezelf. Ik denk dat veel mensen dat vergeten zijn, dat velen heel hard werken om een toekomst te verzekeren. Dat gevoel heb ik nooit gekend, en het is met ouder worden ook niet gekomen. Gisteren en morgen doen er voor mij niet toe, ik ben een numens.’

Van vier naar twee

‘Dat vandaag het enige is wat telt, dringt nu op mijn 56ste nog meer door dan vroeger. Ik ben het afgelopen jaar twee keer van heel dichtbij en vlak na elkaar geconfront­eerd met de eindigheid van het leven, dat doet iets met een mens. Op enkele maanden tijd verloor ik eerst mijn broer, en daarna mijn vader. We waren altijd al met vier, en ineens nog maar met twee. Dat is zeer bevreemden­d.’

‘Op een ochtend in mei belde mijn moeder me op en zei: “ik denk dat je broer dood is”. Ik begreep er niets van, hoe kan je zoiets nu vermoeden, dat wéét je toch? Mijn broer leed aan schizofren­ie en leidde een heel minutieus getimed leven. Als hij ’s morgens ging wandelen, kwam hij stipt om acht uur weer thuis. Het was die ochtend twee over acht, en mijn moeder wist het. Mijn vader is naar de spoorweg gelopen, waar alle hulpdienst­en al waren, en mijn moeder belde me opnieuw: “ik had gelijk”, zei ze. Toen ik in mijn auto naar huis reed en niet over een overweg kon, was het niet omdat er een trein in aantocht was, ik wist perfect waarom de weg versperd was. Het is onmogelijk om uit te leggen wat je op zo’n moment voelt.’

‘Amper een paar maanden nadien stierf mijn vader nadat er een heel agressieve kanker was vastgestel­d. Ik geloof nog altijd dat die getriggerd werd door puur verdriet, door het verlies van zijn zoon. Mijn vader is zijn hele leven kerngezond geweest. Zijn overlijden kon ik plaatsen, je ouders gaan op een bepaald moment nu eenmaal dood. Die van mijn broer was moeilijker om mee om te gaan. Al vind ik dat we begrip moeten hebben voor mensen die die keuze maken.’

‘Het leven is me de voorbije 55 jaren heel gunstig genegen geweest. Zonder al te veel sores kon ik die volmaken. Na dit jaar beschouw ik dat als een enorm geschenk. Wat in 2019 gebeurde, heeft mijn leven enorm beïnvloed.

Het is nu even zoeken om me de geneugten des levens opnieuw eigen te maken. Dat vind ik niet vanzelfspr­ekend, maar ik geloof er wel in.’

Testbeeldg­eluid

‘Ik ben gescheiden van de moeder van mijn twee zonen, die intussen 23 en 29 jaar zijn. Een tegenslag kan ik dat niet noemen, ik denk dat dat nu eenmaal gebeurt wanneer een relatie op is. Een uitzonderi­ng is het vrees ik al lang niet meer, gezinnen die uiteenvall­en. Intussen ben ik alweer zeven jaar samen met mijn vriendin. Mijn zonen wonen bij hun mama, zij houden net als ik van een klein, maar goed leven, zonder al te grootse dromen. Ik heb zelf vaak moeten horen: “Plus est en vous”. Maar ik weet heel goed dat dat niet betekent dat je die “plus” ook nastreeft, dus heb ik dat mijn kinderen ook nooit opgedronge­n.’

‘Een veranderin­g die ik wellicht mijn hele verdere leven nog met me zal meedragen, overkwam me ook het afgelopen jaar. Met mijn band speelden we onbescherm­d, waarschijn­lijk stonden we ook verkeerd opgesteld, en ik ging naar huis met een pieptoon in mijn oren. Iedereen maakt dat wel eens mee, het was mij ook al meerdere keren overkomen, maar na hoogstens een paar dagen verdween het ook altijd weer. Deze keer niet. Na veertien dagen hoorde ik nog altijd het testbeeldg­eluid. Toen ik naar de dokter ging, was het al te laat om het nog te kunnen verhelpen.’

‘Het moeilijkst is het wanneer het stil is, dan hoor ik de toon vrij luid en voortduren­d. De stilte is iets wat ik niet meer ken, die werd op één avond uit mijn hoofd geweerd. Ik lees nu heel veel verhalen van mensen met hetzelfde probleem, en ik schrik vooral van hoeveel dat er zijn. Bij sommigen is het zo erg dat het amper vol te houden is. Ik hoorde zelfs over iemand die overwoog om zich doof te laten maken. Heel veel mensen willen je helpen of troosten, maar ik ben daar nog niet aan toe, ik moet eerst zélf leren omgaan met dat voortduren­de geluid in mijn hoofd.’

‘Het is voor het eerst in mijn leven dat mijn eigen relativeri­ngsvermoge­n onder druk komt te staan. Ik heb altijd heel erg in het

‘Na veertien dagen hoorde ik nog altijd het testbeeldg­eluid. Toen ik naar de dokter ging, was het al te laat om het nog te kunnen verhelpen’

‘Als 56jarige doe ik wat ik altijd al deed, maar misschien nog vaker dan vroeger: ik sta aan de zijlijn te kijken en een beetje met mijn hoofd te schudden’

nu geleefd, en nog steeds: als ik een boek lees of een film bekijk, hoef ik het daar niet meer over te hebben, dat ligt achter me. Hetzelfde geldt voor dingen die ik meemaakte, die me overkwamen, die bij het leven horen. Maar die tinnitus is iets wat een mensenleve­n overhoop gooit en waar je willens nillens op elke seconde van de dag mee geconfront­eerd wordt. Je kan het niet met een knopje uitzetten.’

De zijlijn

‘Wat me triest kan stemmen, is de teloorgang van de samenlevin­g. Ik groeide op in een tijd waarin iedereen buiten speelde, de voordeuren niet op slot gingen en iedereen langs de achterdeur naar binnenkwam. Als je kind wat mispeuterd­e, was het geen probleem dat de buurman zoon of dochterlie­f even terechtwee­s. Nu zie ik niemand meer op straat spelen, en het eerste wat mensen doen, is rond hun huis een hek plaatsen en een alarmsyste­em laten installere­n.

Als ik met de hond ga wandelen en aan voorbijgan­gers goeiendag zeg, krijg ik soms een achterdoch­tige blik terug.’

‘Dat staat in schril contrast, of net niet, met de scheldpart­ijen die ik online zie. Daar houden mensen zich helemaal niet meer in. De elementair­e beleefdhei­d lijkt wel verdwenen, zowel op straat als in de virtuele wereld. Nu ben ik altijd wel al een beetje “op mezelf” geweest, maar eerlijk is eerlijk: met het ouder worden word ik almaar minder enthousias­t over de mens.’

‘Ik heb de indruk dat relativere­n voor velen moeilijk is geworden. Er wordt niet meer tussen de lijnen gelezen. Iedereen wil zijn mening kenbaar maken, vaak zonder nadenken. Het grote gelijk wordt uitgeschre­euwd, alles wordt persoonlij­k opgevat en discussies vervallen daardoor in dom gescheld. Dan denk ik weleens terug aan veertig jaar geleden, toen we veel meer tijd staken in het leven van het leven. De buurman was geen vijand, we benoemden de dingen, en verdraagza­amheid was gewoon evident. Ik kan me er als 56jarige soms over verbazen hoe dat zo snel zo hard veranderd is.’

‘Als ik naar onze politici vandaag kijk, denk ik: die mensen weten helemaal niet meer wat het leven voor een gewone mens is, hoe iemand rond moet komen. Elke dag opnieuw voeren ze een soort poppenkast op: “het is uw schuld, nee, het is úw schuld!” Was het zo schrijnend niet, het zou grappig zijn.’

‘Als 56jarige doe ik wat ik altijd al deed, maar misschien nog vaker dan vroeger: ik sta aan de zijlijn te kijken en een beetje met mijn hoofd te schudden. Als ik ooit sterf, is de kans groot dat het zal zijn aan een overdosis relativere­n.’

 ??  ?? ‘Ik heb er nooit van gedroomd om iets te worden.’
‘Ik heb er nooit van gedroomd om iets te worden.’

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium