Belgische exporteurs hinken achterop
De loonlastenverlaging van de regeringMichel is door bedrijven maar deels gebruikt om hun concurrentiekracht te verhogen, blijkt uit een studie van de Nationale Bank. Een deel vloeide ook naar hogere winstmarges.
BRUSSEL I Ondanks de loonkostenmaatregelen van de regeringMichel, zoals de taxshift en indexsprong in 2015, blijven de Belgische bedrijven concurrentiekracht inboeten en groeit onze export trager dan in de buurlanden. Dat blijkt uit een studie van de Nationale Bank, waarover De Tijd gisteren berichtte. ‘Momenteel ziet het ernaar uit dat het beleid van loonmatiging van de laatste jaren, bedoeld om de concurrentiekracht van België te stimuleren, de trend niet heeft kunnen keren’, aldus de Nationale Bank.
Hogere prijzen
Hoewel de regeringMichel dankzij die maatregelen de loonkostenhandicap tegenover Nederland, Duitsland en Frankrijk kon wegwerken, verloor ons land tussen 2015 en 2018 bijna 1 procent marktaandeel per jaar – meer dan die buurlanden. De loonlastenverlaging heeft volgens de Nationale Bank enige verbetering gebracht voor de Belgische concurrentiekracht, maar bedrijven hebben ze slechts gedeeltelijk gebruikt om hun prijzen te verlagen en aantrekkelijker te worden voor buitenlandse markten. Een deel ervan ‘komt tot uiting in de winstmarges van bedrijven’. Met andere woorden: met de loonkostenmatiging konden bedrijven hun winstmarges vergroten.
Voor Gert Peersman, hoogleraar economie aan de UGent, komt de analyse niet als een verrassing. ‘De studie bevestigt resultaten van mijn eerder onderzoek, in mei, over de regeerperiode’, zegt hij. ‘Maar de Nationale Bank maakt geen onderscheid tussen
‘Door gebrek aan concurrentie konden bedrijven die voor de binnenlandse markt produceren de loonlastenverlaging gebruiken om hun winstmarges op te krikken’
GERT PEERSMAN
Hoogleraar Economie UGent
exportbedrijven en ondernemingen die voor de binnenlandse markt produceren, terwijl het vooral die laatste zijn die de loonlastenverlaging hebben gebruikt om hun winstmarges verder op te krikken. Met als gevolg dat de prijzen hier veel meer zijn gestegen dan in de buurlanden.’ Bovendien, voegt hij eraan toe, leiden de hogere prijzen macroeconomisch tot minder koopkracht en omzet, wat aan de totale welvaart knabbelt.
Het fundamentele probleem is volgens Peersman dat er op de binnenlandse markt te weinig concurrentie is tussen bedrijven, waardoor ze hun winstmarges kunnen verhogen – ‘zelfs meer dan de loonlastenverlaging’, zegt Peersman. ‘Voor nieuwe bedrijven is het vaak moeilijk om tot de markt toe te treden’, zegt hij. ‘De telecommarkt, met een beperkt aantal spelers, is daar een goed voorbeeld van.’ Met betere regelgeving kan die concurrentie worden aangezwengeld.
Gebrek aan innovatie
Omdat de uitvoerbedrijven meer concurrentie ervaren, hebben zij de lastenverlaging wél doorgerekend, analyseert Peersman. Dat de Belgische bedrijven achterblijven tegenover de buurlanden, is mee het gevolg van de lagere productiviteitsgroei in ons land. ‘Een gebrek aan innovatiebeleid en overheidsinvesteringen liggen daarbij mee aan de basis’, zegt de Gentse hoogleraar.
Volgens het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) hebben de loonkostenmaatregelen van de regeringMichel wél de gewenste impact gehad. De Nationale Bank gooit de export van goederen en diensten op één hoop, zei hoofdeconoom Edward Roosens gisteren in een reactie aan het persagentschap Belga. Als we alleen naar de uitvoer van goederen kijken, heeft de loonkostenverlaging wel degelijk geleid tot een daling van de exportprijzen, zegt Roosens. ‘In de periode 20152018 groeide onze uitvoer sneller dan in Frankrijk en Duitsland.’
De zwakkere groei van de dienstenexport is volgens Roosens een ander verhaal, dat ook niet aan bod komt in de studie van de Nationale Bank. Roosens wijst erop dat zeker in ecommerce de kloof met Nederland en Duitsland heel groot is geworden. ‘De reden voor de zwakkere exportgroei van diensten is dat we een concurrentieel nadeel hebben ten opzichte van onze buurlanden’, zegt hij aan Belga. ‘Dat komt omdat structurele problemen, zoals de regeling rond avondarbeid, niet zijn opgelost. De loonkostenmaatregelen hebben daardoor maar een beperkt effect.’