Knipenplakwerk zonder patent
Elk jaar weer is het reikhalzend uitkijken: zal het Nobelcomité nu eindelijk een Nobelprijs toekennen aan de Franse Emmanuelle Charpentier en de Amerikaanse Jennifer Doudna, de uitvindsters van de genetische knipenplaktechniek crispr? Maar elk jaar weer draalt Stockholm om de logische keuze te maken, en daar heeft het een goede reden voor: over het intellectuele eigendomsrecht op de crisprtechniek woedt al ruim zes jaar een bitse patentenoorlog. En tot die een winnaar kent, wachten de Zweden wijselijk met hun prijzen uit te delen.
Dat Doudna en Charpentier de bedenkers zijn van de crisprtechniek en er in 2012 als eersten in het wetenschappelijke topblad Science over publiceerden, daarover is iedereen het eens. Alleen zette de universiteit van Berkeley in Californië, waar beide dames hun ontdekking deden, geen vaart achter het octrooieren van de vinding. Daarvan maakte een concurrent, Feng Zhang van het Broad Institute in Massachusetts, gebruik. Hij perfectioneerde de crisprtechniek, die door Doudna en Charpentier was ontwikkeld voor gebruik in bacteriën, voor – lucratievere! – toepassing in dierlijke en menselijke cellen.
Spoedprocedure
Zhang publiceerde zijn upgrade in 2013, ook in Science, waarna zijn Broad Institute een spoedprocedure in gang zette om zijn techniek gepatenteerd te krijgen vóór de aanvraag van de vinding van Doudna en Charpentier gehonoreerd zou worden. Dat lukte, waarop Californië bezwaar aantekende en er tussen Californië en Massachusetts een patentenoorlog uitbrak. Daarbij behaalt nu eens de een, dan weer de ander een pyrrusoverwinning.
Het einde van de strijd is nog niet in zicht. De inzet wordt op tientallen miljarden euro’s geschat. De Nobelprijs, met zijn schamele 830.000 euro prijzengeld, kan dan wel even wachten. (hvde)
Delphine Boël, omringd door haar advocaten. Sinds het jongste arrest ligt de weg open om haar te laten erkennen.