De strijd om politieke en economische suprematie
Klimaatverandering, handelsoorlogen, ongelijkheid, monopolies, ... lijst de tien grootste uitdagingen op voor het nieuwe decennium.
Aan politieke en sociaaleconomische spanningen geen gebrek. In onze snel veranderende wereld blijven veel bestaande uitdagingen hardnekkig overeind. Het zijn dossiers die smeken om krachtige nationale beleidsdaden en, vooral, om een doorgedreven internationale samenwerking. Maar makkelijk is anders.
Wereldorde. De VS en China mogen dan binnenkort een voorlopige handelsdeal ondertekenen, de geopolitieke onzekerheid blijft hoe dan ook aanhouden. Een gevestigde grootmacht probeert een opkomende grootmacht onder de duim te houden. De strijd om de technologische en militaire suprematie zet zich door. Waar is Europa? Intussen blijft het MiddenOosten een woelig kruitvat.
Deglobalisering. De fase van hyperglobalisering loopt ten einde. Maar dat was al vóór Trump zijn protectionistische duivels ontbond. Het verschil vóór en na 2008 is niet alleen merkbaar op het vlak van kapitaalstromen, maar ook in de handelsketens. Die worden korter, slimmer en sneller dankzij de technologische ontwikkelingen. De oplopende rivaliteit tussen de VS en China zet die evolutie kracht bij. Economische spanningen lijken verzekerd.
Democratie. Dertig jaar na de val van de Berlijnse Muur en Fukuyama’s ‘einde van de geschiedenis’ verkeert de liberale democratie in een recessie. Het autoritair kapitalisme wint terrein. De onafhankelijke denktank Freedom House noteert wereldwijd al voor het dertiende jaar op rij een daling van de politieke rechten en burgerlijke vrijheden. Het oprukkende populisme is geen fake news.
Klimaat. Menselijke activiteiten spelen een bepalende rol in de klimaatverandering. We zitten niet op koers om de opwarming van de aarde te beperken tot maximum twee graden celsius boven het preindustriële niveau. Niets doen is geen optie. De humanitaire en economische kosten zullen hoog oplopen, met name in de groeilanden. Hopen op technologische oplossingen is uiteraard toegelaten, doch met mate. Boven alles is het zaak om de prijs van CO2uitstoot voldoende hoog te zetten.
Ongelijkheid. ‘De ongelijkheid zou lager kunnen zijn dan u denkt’, titelde The Economist twee weken geleden. Om er meteen aan toe te voegen: ‘Maar er is nog veel werk om de economieën gelijker en rechtvaardiger te maken.’ De sociale mobiliteit kalft af en een eigen huis bezitten is voor veel mensen simpelweg onhaalbaar. Armoede, uitsluiting, belastingontduiking en corruptie tieren nog altijd welig.
Monopolies. Heel wat bedrijven beschikken over een overdreven macht op de markt. Ondermaatse concurrentie is schadelijk omdat het leidt tot hogere prijzen, minder investeringen, minder tewerkstelling en minder inkomensgroei. Hoge toetredingsbarrières in de vorm van octrooien en reusachtige schaalvoordelen blokkeren de komst van nieuwkomers, bijvoorbeeld in de technologiesector. Ook politieke monopolies (lees dynastieën) zijn nefast. Ze ondermijnen de meritocratie.
Productiviteit. Monopolies wegen ook op de productiviteitsgroei. Ondanks de snelle digitalisering en robotisering staat die al ruim twee decennia onder druk. De vergrijzing vormt een extra uitdaging. Ze weegt op de productiviteitsgroei, maar die is op zijn beurt nodig om de financiering van de sociale zekerheid te versterken. De overheid kan een trekkersrol spelen om de privésector verder in het bad te trekken. Meer overheidsinvesteringen zijn nodig, zeker in de huidige context van lage rentes.
Monetair beleid. Centrale bankiers bevinden zich in een oncomfortabele positie: zwakke groei, lage in
HANS BEVERS
Wie?
Wat? flatie en amper monetaire beleidsruimte. Om de naoorlogse recessies het hoofd te bieden, verlaagden ze de rente met gemiddeld vier procentpunten. Die ruimte is er nu niet. Niet in de VS en al helemaal niet in Europa en Japan. Onconventioneel beleid werd intussen conventioneel. Het helpt, maar botst al snel op zijn limieten. Ook daarom zijn meer overheidsinvesteringen een must.
Financiële stabiliteit. Het aanhoudende lage renteklimaat werkt risicoappetijt in de hand en zet het businessmodel van sommige financiele spelers onder druk. Vele bedrijven en landen zagen hun schuldposities aanzienlijk toenemen. Bovendien maakt de financiële handel op basis van algoritmes opmars. Een aantal recente flashcrashes doet vragen rijzen. Wat met de marktliquiditeit als financiële markten fors onderuit zouden gaan?
Rol van de dollar. Meer dan één waarnemer voorspelde al de val van de dollar, voorlopig tevergeefs. De onbetwiste reservestatus van de dollar geeft de VS disproportioneel veel politieke en economische macht. Maar het is ook een potentiële bron van instabiliteit, denk bijvoorbeeld
Veel dossiers smeken om krachtige nationale beleidsdaden en, vooral, om een doorgedreven internationale samenwerking
aan de Amerikaanse huizenmarktcrisis van 20072009. Het is allicht wenselijker om over te schakelen op een multipolair financieel systeem, dat de wereldwijde economische verhoudingen respecteert. Digitale centrale bankmunten (niet de libra) zouden die transitie kunnen faciliteren.
Dat laatste is natuurlijk veel gemakkelijker gezegd dan gedaan. Amerika zal zijn ‘exorbitante privilege’ niet zomaar lossen. En zo zijn we terug bij het begin: de strijd om de economische en politieke suprematie.
Spanningen zijn verzekerd tussen de gevestigde grootmacht, de VS, en de opkomende grootmacht, China.