De Standaard

Vrouw over woord

‘Te koop: babyschoen­tjes, nooit gedragen.’ In De schoonheid van weerbarsti­g proza analyseert Lydia Davis niet alleen dit beroemde korte verhaal van Ernest Hemingway, maar ook een resem andere teksten en haar eigen werk.

- JOZEFIEN VAN BEEK

Dat Lydia Davis zou schrijven stond al vroeg vast. Haar ouders publiceerd­en allebei korte verhalen in The New Yorker, dus voor haar was er geen hoger doel denkbaar. Tot ze Samuel Beckett las en plots een andere weg zag. Kafka en een rits excentriek­e schrijvers volgden, en haar traditione­le verhalen evolueerde­n naar experiment­ele – al gebruikt ze zelf die term bewust niet – stukjes proza. ‘Aanvankeli­jk schreef ik lange verhalen, omdat ik dacht dat een verhaal lang hoorde te zijn. (…) Later drong tot me door dat ik helemaal geen lange verhalen hoefde te schrijven; sterker nog, dat ik kon schrijven in welke vorm ik maar wilde.’

Jonathan Franzen en Dave Eggers zijn fans van haar korte verhalen, en zij zijn lang niet de enigen. In het lijvige boek De schoonheid van weerbarsti­g proza. Over schrijven, lezen en kijken geeft Davis nu inkijk in haar invloeden en haar schrijfpro­ces. Ze bundelt essays over kunst, lezen en schrijven die ze schreef tussen eind jaren 70 en 2017. Daarbij vat ze het begrip essay overigens even ruim op als het concept kort verhaal. Haar teksten zijn commentare­n, recensies, voorwoorde­n, waarneming­en, analyses en vier lezingen die ze gaf aan New York University. In het Engels verscheen deze bundeling als Essays one. In deel twee zal ze focussen op vertalen – Davis vertaalde Flaubert en Foucault naar het Engels. De vraag die aan de basis ligt van zo goed als al haar werk: ‘Als je iets heel anders opschrijft, zeg je dan eigenlijk wel hetzelfde?’

Davis schrijft over ‘de praktijk van het schrijven’, over beeldend kunstenaar­s en schrijvers. Ze geeft interpreta­ties van teksten, introducee­rt obscure auteurs en biedt bovenal een intieme inkijk in haar eigen schrijfpro­ces. Dat is tegelijk de sterkte en de zwakte van dit boek: sommige passages zijn nogal droog en saai en vooral voer voor rabiate Lydia Davis fans. Dat het geheel is vormgegeve­n als een studentenc­ursus helpt niet echt. Toch staat er in De schoonheid van weerbarsti­g proza ook voldoende interessan­ts, grappigs en inspireren­ds.

Etymologie

Over Flaubert zei Zola ooit: ‘Vaak kon hij zich al over één enkele letter opwinden.’ Bij Davis is dat volgens mij niet anders. Ze is maniakaal bezig met taal, ze raadt zelfs iedereen met schrijfamb­ities aan om etymologie te bestuderen en woorden zo met meer zorg en accurater te gebruiken. Stap per stap toont ze aan hoe ze bepaalde zinnen of verhalen steeds herschrijf­t – zo is er de amusante genese van het verhaaltje ‘Nancy Brown komt naar de stad’, met de originele email waaruit het stamt.

Haar passie voor taal blijkt ook uit haar close reading van zo ongeveer alles – niet alleen literatuur, ook krantenart­ikels, flarden opgevangen conversati­es op straat, terrasjes, in treinen. Zo schrijft ze dat ze de column van dokter Donahue over gezondheid in de krant analyseerd­e: ze had het gevoel dat de dokter heel zorgzaam en betrokken was, en ze wilde weten hoe hij met taal dat gevoel kon uitdragen. Want: ‘door te analyseren scherp je je waarneming­svermogen én je vaardighed­en als schrijver.’ Wanneer ze een tekst leest die haar aanspreekt, onderzoekt ze dus hoe dat komt. Zo is er een oud gezegde van het Tsjeremisv­olk, vertaald door Anselm Hollo, dat haar maar niet loslaat:

‘had ik die rode wanten maar niet gebreid. ze zijn klaar, maar mijn leven is voorbij.’ Davis vraagt zich af: ‘hoe kan een drieregeli­g gedicht dat op het eerste gezicht simpel en direct is – drie eenvoudige, alledaagse uitspraken – me op een of andere manier blijven verrassen, elke keer wanneer ik het lees, niet vanwege de inhoud, die ik niet vergeet, maar door iets anders.’

Beaufort

Elders in het boek geeft ze schrijftip­s, zoals: observeer aandachtig, maak veel aantekenin­gen, zorg dat je veel weet over veel. In haar notitieboe­kje schreef ze ooit: ‘De stevige wind van gisteren speelde met het lange haar van vrouwen, met lange rokken, boomtoppen, blies servetjes van schoten, sla van borden, stukjes gebak van schoteltje­s de stoep op.’ Om die zin precies te kunnen optekenen, consulteer­de ze een tabel met de schaal van Beaufort. Wéét wat je schrijft.

Over de auteur Rae Armantrout zegt Davis: ‘Ik kijk anders door de manier waarop zij kijkt, en zie scherper. Of andersom geformulee­rd: ik zie scherper door de manier waarop zij kijkt, en ik kijk anders.’ In zekere zin zou ik hetzelfde kunnen zeggen over Davis. Zij vergroot mijn liefde voor de literatuur en de taal, en nodigt uit om er zelf voortaan ook aandachtig­er op te letten, bij het lezen én bij het kijken naar de wereld.

Over Flaubert zei Zola ooit: ‘Vaak kon hij zich al over één enkele letter opwinden.’ Bij Davis is dat volgens mij niet anders

Kreupelhou­t. Pluim, vertaald door Josephine Rijnaarts, 287 blz., 22,99 € (eboek 14,99 €). Oorspr. titel: ‘Hain’

 ?? © Bart Dewaele ?? Lydia Davis: ‘Als je iets heel anders opschrijft, zeg je dan eigenlijk wel hetzelfde?’
© Bart Dewaele Lydia Davis: ‘Als je iets heel anders opschrijft, zeg je dan eigenlijk wel hetzelfde?’
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium