‘Voor de stoet van volgend jaar ligt veel werk op de plank’
Na de polemiek van vorig jaar deden de carnavalisten er zondag nog een schepje bovenop. Kun je dan nog spreken van een ‘onbedoelde provocatie’?
BRUSSEL I ‘Als er zondag wetten overtreden worden, zijn wij klaar om de klachten geval per geval te onderzoeken en, indien nodig, voor de rechter te brengen’, had Els Keytsman, directeur van het federaal centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding Unia, vooraf gezegd in een interview (DS 15 februari).
‘Wij hebben een 25tal meldingen over Aalst Carnaval gekregen’, zegt Keytsman nu. ‘Zestien vorige week al, de rest sinds zondag. Die meldingen lopen erg uiteen, van mensen die carnaval verdedigen en steunen tot mensen die verontwaardigd en geshockeerd zijn over de Joodse karikaturen die in de stoet zijn getoond.’
Volgens Unia had de enige carnavalsgroep die vorig jaar in de stoet Joodse karikaturen liet zien, De Vismooil’n, geen antisemitische bedoelingen. ‘Het was een onbedoelde provocatie’, herhaalde Keytsman dit weekend.
Deze keer deden andere groepen er een schepje bovenop en waren er meer Joodse karikaturen te zien. Gaat het dan nu wél om kwaadwillig opzet? ‘Dat is inderdaad de vraag’, zegt Keytsman. ‘Het is te vroeg om daarover al iets te zeggen. Wij hebben dit weekend veel beelden zien passeren. Wij gaan die grondig analyseren en samenzitten met politie en parket om te zien wat er verder kan en moet gebeuren.’
‘Wij hebben altijd voorbij het juridische willen kijken. Daarom willen wij nogmaals de nadruk leggen op de verantwoordelijkheid van de burgemeester, die na de polemiek van vorig jaar veel kansen heeft laten liggen om de dialoog aan te gaan. Hij heeft niets met onze aanbevelingen gedaan. Wij hebben weet van drie afspraken met Joodse organisaties die hij heeft afgebeld. Door aan te kondigen dat Aalst zichzelf uit de Unesco zou terugtrekken, heeft hij feitelijk ook gezegd: in Aalst trekken wij ons niets aan van wat de rest van de wereld denkt.’
‘Het is de verantwoordelijkheid van de burgemeester om te depolariseren en de dialoog aan te gaan. Voor de editie van volgend
‘Het is duidelijk voor mij: Aalst Carnaval is een schande. Dit moet stoppen’ MARGARITIS SCHINAS vicevoorzitter Europese Commissie
‘We hebben weet van drie afspraken met Joodse organisaties die de burgemeester van Aalst heeft afgebeld’ ELS KEYTSMAN Directeur Unia
jaar ligt er veel werk op de plank om van carnaval een inclusiever feest te maken.’
Op de stoet van zondag waren de ogen van de hele wereld gericht en kwamen veel verontwaardigde reacties, van onder anderen ontslagnemend premier Sophie Wilmès (MR). Ook de Europese Commissie is niet te spreken over de carnavalsstoet. ‘Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat zulke beelden niet thuishoren op Europese straten 75 jaar na de Jodenvervolging’, zei een woordvoerder gisteren. ‘De positie van de Europese Commissie is duidelijk: wij verzetten ons tegen elke vorm van antisemitisme en deze vertoning is niet te vereenzelvigen met de waarden en normen waarop de EU is gebouwd.’
Op Twitter reageerde vicevoorzitter Margaritis Schinas, in de Europese Commissie bevoegd voor de ‘bevordering van onze Europese levenswijze’, nog scherper: ‘Het is duidelijk voor mij: Aalst Carnaval is een schande. Dit moet stoppen.’
‘Misselijkmakend’
Bij monde van woordvoerder Hans Knoop spreekt het Forum der Joodse Organisaties (FJO) over ‘een misselijkmakende vertoning’. Vorig jaar diende het FJO bij Unia een klacht in tegen de Joodse karikaturen die De Vismooil’n had gemaakt. ‘Deze keer ondernemen we geen actie’, zegt Knoop. ‘We hadden van Unia destijds een sterk moreel oordeel verwacht. Dat is er niet gekomen. Gelukkig hebben wij almaar meer steun en begrip gekregen. Vandaag is de verontwaardiging over wat er in Aalst gebeurt zo groot, dat er genoeg andere mensen zijn die actie kunnen ondernemen.’
Zondag noteerde de politie van Aalst de namen van De Kalisjekloesjers, de carnavalsgroep die Joden voorstelde als ‘klaugmieren’ en internationaal het meeste kritiek kreeg, vooral om in het geval van een klacht voort actie te kunnen ondernemen. Volgens Het
Nieuwsblad waren in de Aalsterse stoet van gisteren, op een verkort traject, alvast veel minder verwijzingen naar Joden te bespeuren. Ook de ‘klaugmieren’ reden niet meer uit. Van een verbod door de stad Aalst was geen sprake. Mogelijk schuwden sommige carnavalisten nieuwe controverse of waren losse groepen sowieso niet van plan nog op te trekken.
Stel u voor: twee Brusselaars wonen op dezelfde gang van een appartementsblok. En stel dat zij moeten kiezen tussen een Vlaams of een Waals gezondheidssysteem, en daarbij elk een andere keuze maken. Voor de ene zal een bepaald medicijn dan terugbetaald worden, voor de andere niet. Dat zal niet werken. Je hebt niet veel meer nodig om de wijzijtegenstelling nog meer te voeden en de sociale cohesie versneld te doen afbrokkelen. Bovendien noemt de meerderheid van de Brusselaars zich niet of Vlaming of Waal, maar vormen zij een internationale, zeer diverse gemeenschap.
Die lastige keuze is niet voor morgen, maar ze is ook geen sciencefiction, want op dit moment wordt gezondheidszorg beschouwd als een ‘persoonsgebonden’ bevoegdheid, en is ze dus geregeld op het niveau van de drie gemeenschappen in ons land: de Vlaamse, de Franse of de Duitstalige.
Internationaal ziet men echter dat de zorg voor gezondheid steeds meer een ‘plaatsgebonden’ bevoegdheid wordt. Dat sluit aan bij de beweging waarbij steeds grotere delen van de zorg in de woon en leefomgeving van de patiënt worden georganiseerd, met een sterke, lokale eerste lijn van verpleegkundigen, huisartsen, maatschappelijk werkers, apothekers, tandartsen, gezondheidspromotoren, ... Dat is de zogenaamde ‘vermaatschappelijking’ van de zorg. De toename van het aantal chronische aandoeningen vereist ook een brede benadering van gezondheid en welzijn samen, ingebed in de lokale buurt.
Vergrijzing
Wie ‘plaatsgebonden’ zegt, zegt in ons land ‘gewest’. Als we de gezondheidszorg hertekenen via belangrijke bevoegdheidspakketten voor de gewesten, vormt dat een goed model om de uitdagingen en kansen van de 21ste eeuw tegemoet te treden. Het perspectief is 2030: vergrijzende patiënten met meerdere (chronische) aandoeningen, problemen van geestelijke gezondheid, een belangrijke sociale gezondheidskloof (‘arm maakt ziek en ziek maakt arm’), nieuwe en soms dure technologische ontwikkelingen en medicatie, een actieve mondige patiënt, toenemende diversiteit, globalisering.
In de discussies over hoe België het best georganiseerd zou worden, duikt het model steeds meer op waarbij grote pakketten bevoegdheden worden toegewezen aan vier gewesten: Vlaams, Waals, Brussels Hoofdstedelijk én Duitstalig. Ook voor de gezondheidszorg lijkt dit een interessant model.
Gewesten worden dan bevoegd voor de organisatie, financiering, uitvoering, kwaliteitszorg, participatie, innovatie, behalve voor deze bevoegdheden die expliciet aan de federale overheid zijn toevertrouwd. De gewesten kunnen de uitvoering van de zorg verder decentraliseren door opdrachten en middelen toe te vertrouwen aan (clusters van) steden
en gemeenten, zoals in Vlaanderen momenteel gebeurt in het kader van de eerstelijnszones, die elk voor ongeveer 100.000 inwoners verantwoordelijk zijn.
Solidariteit
Maar waar haal je de middelen? Die worden het best verzameld met een zo groot mogelijk draagvlak, gebaseerd op solidariteit. Immers: voor gezondheidszorg heeft 10 procent van de populatie op jaarbasis 70 procent van de middelen nodig. Dit veronderstelt een duurzame financiering, wat best gebeurt via de fiscaliteit en niet via socialezekerheidsbijdragen.
Rekening houdend met de toename van de chronische aandoeningen en de technologische ontwikkelingen, lijkt het wijs om het budget jaarlijks met 3 procent te laten groeien, boven op de inflatie. De middelen worden dan tussen de vier gewesten verdeeld, op basis van de objectieve zorgnoden en prognoses in elk gewest, na een voorafname van 5 procent voor preventie en een voorafname voor onderzoek en ontwikkeling door de gewesten.
Wat blijft dan federale bevoegdheid? Daarbij laten we ons inspireren door andere landen met een sterke decentralisatie, zoals Zwitserland. Concreet: de vastlegging van tarieven en betalingsmechanismen; de financiering, registratie, prijszetting en terugbetaling van geneesmiddelen en medisch materiaal. Nationale interprofessionele commissies, samengesteld uit vertegenwoordigers van de overheden, de zorgorganisaties, zorgverstrekkers, patiënten/burgers en samenleving, beslissen over die vastleggingen. Deze commissies worden ondersteund door een Nationaal Instituut voor de Volksgezondheid, waarbinnen een Wetenschappelijke Raad proactief advies geeft.
Een beperkt aantal bevoegdheden is – om inhoudelijke redenen – best federaal: bestrijding van rampen, epidemieën, de voedselveiligheid, luchtkwaliteit, geluidshinder, de vastlegging van de lijst van de gezondheidsberoepen en de bijbehorende algemene criteria, de coordinatie van de relaties van de gewesten met relevante internationale instanties, de opdrachten van de zeven universitaire ziekenhuizen, met een eigenstandige federale financiering. De conferentie van de vier ministers van Volksgezondheid van de gewesten speelt een belangrijke rol om de federale restbevoegdheden te oriënteren op de noden van de gewesten.
Opdat die grondige hervormingen vlot zouden verlopen, is een zorgvuldige transitie nodig. We stellen voor dat een onafhankelijke commissie van experts dit voorstel verbetert en een plan voor realisatie uittekent, met het oog op 2030. Die commissie moet tegen 2023 de te wijzigen grondwetsartikelen en uitgewerkte innovatievoorstellen voorbereiden. Intussen kunnen nu al een aantal quick wins worden gerealiseerd.
De gezondheidszorg duurzaam financieren doe je het best via de fiscaliteit, en niet via de sociale zekerheid