ONMISKENBAAR
Tien gemeenten ten zuidoosten van Milaan zijn van de wereld afgesneden. ‘Ik heb geen mensen om mijn koeien te melken en maïs te zaaien.’
Ik had hem van ver herkend aan zijn Tshirt. Ooit werkte hij in mijn buurtsupermarkt, twee woonsten geleden. Een vrolijke kerel met één groen oog en één grijs, en altijd in Tshirt. Zelfs ’s winters, buiten op de vorkheftruck. In Tshirt.
De blote armen waren een principekwestie. Een levensmotto. Ze stonden symbool of zelfs garant voor zijn weerbaarheid. Hij ging er prat op nooit kou te hebben. Daartoe toonde hij al eens een arm van dichtbij. Kijk maar. Geen kippenvel.
Hij was het type dat, mits training, alles mogelijk achtte. In het algemeen verweet hij de moderne mens een tekort aan training. Wegzinkend in ons comfort worden we steeds weerlozer. Ook tegen de kou. We blijven de thermostaat hoger draaien. En zie ons rillen zodra we buitenstappen.
Hij niet. Hij had de kou van zich af getraind. Hij kon zich zijn laatste rilling niet herinneren. Geen wintervirus, zei hij, had nog vat op hem.
Ik geloofde hem graag. Zelf loop ik ook het merendeel van de tijd in blote armen. In mouwen voel ik me bevangen. Dankzij hem kon die afwijking nu een overtuiging worden.
Gisteren reed ik hem in de auto voorbij. Na jaren nog altijd onmiskenbaar. In Tshirt op de fiets, in de regen, bij 6 graden. Ik zag hem meezingen met zijn koptelefoon. Onverminderd gelukkig in zijn leven zonder
kippenvel.
ZORLESCO I Acht politieagen ten met witte mondkapjes op heb ben twee politieauto’s dwars over de landweg naar Zorlesco gepar keerd. De hemel boven dit stille dorpje is een grijze stolp zonder een sprankje zonneschijn. Plotseling loeien in de verte sirenes – en komt er een ambulance met zwaailichten aangereden. De be stuurder draagt een wit bescher mend pak. Hij laveert zonder te stoppen tussen de politieauto’s door en schiet weg, de ‘rode zone’ in.
De rode zone, dat zijn onder meer de tien gemeenten ten zuid oosten van Milaan die de coronavirushaard van Italië vor men. Het is een stuk mistige Po vlakte waar vooral landbouwers wonen en het naar koeienvlaaien ruikt. Hier is eind vorige week de Italiaanse uitbraak begonnen. Vrijdag ging het nog om een hand vol besmettingen, gisteren waren het er al 300. Ongeveer alle be smettingen komen achter de poli tieblokkade voor. Om verdere ver spreiding tegen te gaan, heeft de regering zaterdag bepaald dat alle 50.000 bewoners in ieder geval twee weken binnen dit vergren delde gebied moeten blijven. Ze mogen er alleen uit als ze daar een goede reden voor hebben.
Graf graven
Sebastiano Susani heeft die. In zijn auto nadert hij de politiepost en laat zijn telefoon aan de agent zien. Hij heeft toestemming van de plaatselijke prefect gekregen: Susani moet buiten de zone koeien voederen. ‘Je kunt die bees ten niet aan hun lot overlaten’, zegt Susani. In de rode zone is van paniek geen sprake, zegt hij. ‘Zon dag werd er nog gehamsterd en stonden er lange rijen voor de supermarkten. Maar inmiddels zijn er genoeg supermarkten open, omdat er nu voor al het winkelpersoneel voldoende mondkapjes beschikbaar zijn. Voor zover ik kan zien, verloopt de bevoorrading goed.’
Een kwartier later mag ook Giuseppe Zani na controle Zorlesco verlaten. Hij heeft vanochtend zijn neef naar het ziekenhuis in de stad Lodi gebracht. Nu diens nierdialyse erop zit, gaat hij hem weer ophalen. ‘Het lijkt hier zo kalm en rustig’, zegt hij. ‘Maar veel mensen zijn net als ik erg gespannen. Word ik ook ziek? Heb ik het virus zonder het te merken, en besmet ik misschien mijn kinderen? Dat zijn enge gedachten.’ Zani vindt vooral de avonden moeilijk. ‘Alles is dicht: de pizzeria, de bar, het restaurant. ’s Avonds is het dorp uitgestorven. We zitten thuis en kijken tv. Zo triest.’
Na hem mag een nerveus uitziende man de rode zone in, hij moet naar het kerkhof om een graf te graven. En de man in het busje vol medicijnen staat ook op de lijst van de agenten en mag naar binnen.
Verderop, bij de rotonde die naar Bertonico leidt, doen drie soldaten in camouflagepakken de controles. Wanneer Alfreda Ber toni, een magere geblondeerde vrouw, uit haar auto stapt, is het gedaan met de relatieve rust. Ze woont niet in de rode zone, maar wil er wel doorheen. ‘Ik kan er niet meer tegen’, schreeuwt ze tegen de militairen. ‘Ik heb epilepsie en ben depressief en moet elke dag naar de dokter en jullie laten me niet door. Daarom moet ik steeds omrijden. Echt, ik ga mijn nagels in iemand zetten!’
Immuunsysteem
Vriendelijk kalmeren de solda ten de vrouw. Vriendelijk zijn de militairen daarna ook tegen Anna Rosa, een vrouw die voedingssup plementen naar Bertonico brengt. ‘Die geven je immuunsysteem een geweldige boost’, meent ze. ‘Pre cies wat de mensen hier nu nodig hebben. Een vriendin van me heeft ze besteld, maar de koerier mag de zone niet in. Daarom heb ik ze voor haar opgehaald.’ Rosa mag van de militairen de rotonde oprijden en de voedingssupplementen aan haar vriendin geven. Maar ze mag niet uitstappen en haar vriendin een hand – laat staan twee zoenen op de wangen – geven.
Een paar honderd meter buiten de rode zone runt veehouder Marco Barbaglio zijn boerderij. Zo stil als de weg nu is, is hij nog nooit geweest. ‘Het lijkt wel oorlog’, verzucht hij. De brandhaard vlakbij veroorzaakt voor hem enorme problemen. ‘Vijf van mijn negen werknemers wonen in de rode zone en mogen daar niet uit. Vier werknemers melken mijn koeien, maar ik heb geen mensen om de maïs te zaaien. En mijn stukken land in de rode zone moeten worden gemest. Kan ook niet.’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik vind die afgrendeling overdreven. Want alleen oude, toch al zieke mensen sterven aan dit virus. Een vriend van me in de zone is ook besmet. Hij wordt behandeld met aspirine. Ik bedoel: hoezo is dit anders dan de gewone griep? Het is een hoop gedoe vanwege een virus waar weinig mensen aan doodgaan.’
‘Een vriend van me in de zone is ook besmet. Hij wordt behandeld met aspirine. Hoezo is dit anders dan de gewone griep?’
MARCO BARBAGLIO Veehouder